ECLI:NL:GHAMS:2019:2746

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
200.254.107/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders inzake klacht tegen gerechtsdeurwaarders

In deze zaak gaat het om een klacht van klagers tegen een gerechtsdeurwaarder en een voormalig toegevoegd gerechtsdeurwaarder. De kamer heeft in haar beslissing het verzet van klagers tegen een eerdere beslissing van de voorzitter van de kamer, waarbij de klacht als kennelijk ongegrond was afgewezen, deels ongegrond en deels gegrond verklaard. Klagers hebben op 30 januari 2019 een beroepschrift ingediend tegen deze beslissing. Het hof heeft de ontvankelijkheid van klagers in hun hoger beroep beoordeeld tijdens een openbare zitting op 16 mei 2019. Klagers zijn niet tijdig in hoger beroep gegaan, aangezien het beroepschrift pas op 30 januari 2019 is ingediend, terwijl de termijn op 28 januari 2019 eindigde. Het hof heeft geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en dat het beroepschrift bovendien niet met redenen is omkleed, zoals vereist door de Gerechtsdeurwaarderswet. Hierdoor zijn klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep. Het hof heeft voorts overwogen dat, zelfs als klagers ontvankelijk zouden zijn, het hoger beroep slechts had kunnen worden beoordeeld ten aanzien van klachtonderdeel f, aangezien de andere klachtonderdelen door de kamer ongegrond waren verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 18 juni 2019.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.254.107/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/636838 / DW RK 17/1017
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 18 juni 2019
inzake
1. [naam] ,
wonend te [plaats] ,
2. [naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellanten,
tegen
1. [naam] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
2. [naam] ,
voormalig toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
geïntimeerden.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten sub 1 en sub 2 worden hierna gezamenlijk klagers genoemd en afzonderlijk klager sub 1 respectievelijk klager sub 2 genoemd. Geïntimeerden sub 1 en sub 2 worden hierna gezamenlijk de gerechtsdeurwaarders genoemd en afzonderlijk gerechtsdeurwaarder sub 1 respectievelijk gerechtsdeurwaarder sub 2 genoemd.
1.2.
Klagers hebben op 30 januari 2019 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 28 december 2018. Bij de bestreden beslissing heeft de kamer het verzet van klagers tegen de beslissing van 26 september 2017 van de voorzitter van de kamer, waarbij de klacht als kennelijk ongegrond is afgewezen, deels ongegrond (verzetsgronden a, b, c, d, f, g, h en i) en deels gegrond verklaard (verzetsgrond e) en klachtonderdeel f ongegrond verklaard.
1.3.
Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft op 18 maart 2019 een verweerschrift bij het hof ingediend. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft geen verweerschrift ingediend.
1.4.
De zaak is, voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klagers in hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 16 mei 2019. Klager sub 1 is verschenen en heeft het woord gevoerd. Klager sub 2 en de gerechtsdeurwaarders zijn niet ter terechtzitting verschenen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van klagers in hoger beroep

3.1.
Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft zich primair op het standpunt gesteld dat geen hoger beroep mogelijk is tegen een beslissing op verzet en dat klagers daarnaast niet tijdig hoger beroep hebben ingesteld. Subsidiair stelt hij dat het hoger beroep niet is onderbouwd. Klagers dienen daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun hoger beroep.
3.2.
Klagers hebben een afschrift van de beslissing van de kamer van 28 december 2018 ontvangen als bijlage bij een brief van het secretariaat van de kamer van 28 december 2018.
3.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 45 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) diende het hoger beroep in deze zaak, bij met redenen omkleed beroepschrift, binnen dertig dagen na 28 december 2018 te zijn ingesteld.
Met inachtneming van artikel 1 lid 1 van de Algemene termijnenwet, waarin wordt bepaald dat een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is, eindigde de beroepstermijn op maandag 28 januari 2019.
Nu het beroepschrift van klagers op 30 januari 2019 ter griffie van het hof is ontvangen, is het beroepschrift niet tijdig ingediend.
3.4.
In het belang van de rechtszekerheid moet duidelijkheid bestaan over het tijdstip waarop een termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel begint en eindigt. Daarom wordt in beginsel aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand gehouden. Op dat uitgangspunt kan slechts onder bijzondere omstandigheden een uitzondering worden gemaakt. Het is aan klagers om bijzondere omstandigheden aan te voeren op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten.
3.5.
Wat klager sub 1 ter zitting heeft aangevoerd, is - hoewel het hof hiervoor begrip kan opbrengen - onvoldoende om op voormelde harde eis een uitzondering te maken.
3.6.
Daarbij komt dat het beroepschrift van klagers, anders dan artikel 45 lid 1 Gdw bepaalt, ook niet met redenen is omkleed. In dit verband wijst het hof tevens op het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven (hierna: het Procesreglement), waarin in afdeling 1.2.3 (Beroepschriften behandeld door de Notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer) de volgende bepaling is opgenomen:
“1.2.3.2.2 Extra/nadere termijn voor indiening aanvullend beroepschrift
(…)
Gerechtsdeurwaarderszaken
Gelet op artikel 45 Gerechtsdeurwaarderswet moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten. Er wordt dus geen extra/nadere termijn verleend voor het indienen of aanvullen van de gronden.”
3.7.
Uit het voorgaande volgt dat klagers niet‑ontvankelijk zijn in hun hoger beroep.
Het hof overweegt ten overvloede dat, indien klagers wel in hun hoger beroep zouden zijn ontvangen, dit hoger beroep slechts had kunnen worden beoordeeld ten aanzien van klachtonderdeel f. Het verzet van klagers tegen de andere klachtonderdelen is door de kamer ongegrond verklaard. Op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 Gdw staat tegen die beslissing geen rechtsmiddel open.
3.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 28 december 2018.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2019 door de rolraadsheer.