ECLI:NL:GHAMS:2019:2740
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging uithuisplaatsing van minderjarige na jarenlange plaatsing
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [de minderjarige]. De tante van [de minderjarige], die sinds 29 april 2016 het gezag over haar uitoefent, heeft hoger beroep aangetekend tegen de beschikking van de kinderrechter die de machtiging tot uithuisplaatsing had verlengd. De minderjarige, geboren in 2002 op Curaçao, heeft sinds haar dertiende in een gezinshuis gewoond, nadat zij eerder bij haar tante verbleef. De GI, de gecertificeerde instelling, heeft de uithuisplaatsing verdedigd, terwijl de tante betoogde dat de gronden voor uithuisplaatsing niet langer aanwezig zijn.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2019 is de situatie van [de minderjarige] besproken. De tante heeft aangegeven dat zij nu beter in staat is om [de minderjarige] te begeleiden en dat zij bereid is om samen te werken met de hulpverlening. De GI heeft echter betoogd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft, gezien de kwetsbaarheid van [de minderjarige] en haar behoefte aan begeleiding. De raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen, omdat [de minderjarige] zich in het gezinshuis goed ontwikkelt.
Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd voor de periode tot 15 augustus 2019, maar de machtiging tot uithuisplaatsing voor de periode daarna vernietigd. Dit biedt de mogelijkheid voor een overgangsperiode waarin [de minderjarige] terug kan keren naar haar tante, met de nodige ondersteuning van de hulpverlening.