ECLI:NL:GHAMS:2019:2733
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bepaling van kinderalimentatie in hoger beroep met betrekking tot de draagkracht van ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie tussen een man en een vrouw, die samen een minderjarige hebben. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in eerste aanleg een alimentatiebijdrage van € 25,- per maand opgelegd gekregen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, geboren in 2014. De man heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die deze bijdrage heeft vastgesteld, bestreden. Hij stelt dat de vrouw voldoende financiële middelen heeft om in de kosten van het kind te voorzien, vooral gezien haar Wajong-uitkering en het kindgebonden budget. De vrouw heeft de bestreden beschikking verdedigd en verzocht om bekrachtiging.
Het hof heeft vastgesteld dat de behoefte van het kind € 244,- per maand bedraagt, wat door de man niet wordt betwist. Beide ouders ontvangen een Wajong-uitkering en het hof heeft de draagkracht van beide partijen beoordeeld. De man heeft extra kosten door de zorgregeling en de speciale behoeften van het kind, dat lijdt aan het Noonan-syndroom. Het hof heeft echter geoordeeld dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat deze extra kosten zijn bijdrage aan de kinderalimentatie rechtvaardigen. De vrouw heeft ook kosten voor het kind, maar haar draagkracht is hoger door de bijdrage van haar partner.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de man verplicht blijft om € 25,- per maand te betalen. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de relatie tussen partijen en de aard van de procedure.