Uitspraak
mr. H. Loonsteinte Amsterdam,
mr. M.A. Hupkeste Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding tussen een vrouw en een man, beiden Brits staatsburger, die in 2009 te Londen een joods kerkelijk huwelijk hebben gesloten. De vrouw heeft in hoger beroep beroep gedaan op een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, die zich onbevoegd had verklaard om van het geschil kennis te nemen. De vrouw vorderde dat de man zou worden bevolen te verschijnen voor het rabbinaat in Amsterdam om mee te werken aan de afgifte van een 'Get', een rabbinale echtscheiding, omdat de man tot dan toe had geweigerd hieraan mee te werken. De vrouw stelde dat de man onrechtmatig handelde door niet mee te werken aan de echtscheiding, wat haar belemmerde om een nieuw joods huwelijk aan te gaan. De voorzieningenrechter had overwogen dat er onvoldoende band met Nederland was en dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was. Het hof heeft de grieven van de vrouw verworpen en de beslissing van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Het hof oordeelde dat de vrouw niet voldoende had aangetoond dat de onrechtmatige daad van de man zich in Nederland had voorgedaan, en dat de voorzieningenrechter terecht onbevoegd was verklaard. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien partijen nog steeds echtgenoten zijn.