In deze zaak heeft klager, een eigenaar van twee panden, een klacht ingediend tegen notarissen die de opdracht tot openbare verkoop van zijn panden hebben aanvaard. Klager verwijt de notarissen dat zij onzorgvuldig hebben gehandeld bij de uitvoering van deze opdracht. De kamer voor het notariaat heeft de klacht deels niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond verklaard. Klager heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het hof heeft de feiten en eerdere procedures in overweging genomen, waaronder eerdere klachten van klager over de openbare verkoop van 2015. Klager heeft aangevoerd dat de notarissen de opdracht tot openbare verkoop 2017 niet hadden mogen aanvaarden, omdat deze gebaseerd was op een niet-bestaande schuld uit de eerdere openbare verkoop. Het hof heeft geoordeeld dat de kamer terecht heeft overwogen dat de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de openbare verkoop 2015, niet-ontvankelijk is op grond van het ne bis in idem beginsel. Het hof heeft ook de inhoudelijke beoordeling van de kamer bevestigd, waarbij is vastgesteld dat de notarissen zorgvuldig hebben gehandeld en dat er geen tuchtrechtelijk verwijt aan hen kan worden gemaakt. De beslissing van de kamer is door het hof bevestigd.