ECLI:NL:GHAMS:2019:269
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder en ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. Klager had op 23 augustus 2018 een beroepschrift ingediend tegen een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, waarin zijn klacht als kennelijk niet-ontvankelijk was afgewezen. De kamer had op 14 augustus 2018 het verzet van klager tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Klager stelde dat de kamer fundamentele rechtsbeginselen had veronachtzaamd, maar het hof oordeelde dat er geen bewijs was voor schending van de procesorde of andere gronden die een doorbreking van het rechtsmiddelenverbod rechtvaardigden. Het hof verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, verwijzend naar artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet, dat bepaalt dat tegen de beslissing van de kamer op het verzet voor de klager geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd gedaan door de rechters J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.