ECLI:NL:GHAMS:2019:269

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
200.244.733/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder en ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. Klager had op 23 augustus 2018 een beroepschrift ingediend tegen een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, waarin zijn klacht als kennelijk niet-ontvankelijk was afgewezen. De kamer had op 14 augustus 2018 het verzet van klager tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Klager stelde dat de kamer fundamentele rechtsbeginselen had veronachtzaamd, maar het hof oordeelde dat er geen bewijs was voor schending van de procesorde of andere gronden die een doorbreking van het rechtsmiddelenverbod rechtvaardigden. Het hof verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, verwijzend naar artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet, dat bepaalt dat tegen de beslissing van de kamer op het verzet voor de klager geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd gedaan door de rechters J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.244.733/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/635420 DW RK 17/919
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 5 februari 2019
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellant,
tegen
[naam],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. [naam].

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 23 augustus 2018 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing op verzet van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 14 augustus 2018.
1.2.
De kamer heeft in de bestreden beslissing het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer van 5 september 2017, waarbij de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) als kennelijk niet-ontvankelijk was afgewezen, ongegrond verklaard.
1.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 5 oktober 2018 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.4.
Van klager is op 30 oktober 2018 een aanvullende productie ontvangen.
1.5.
De zaak is, waar het betreft de ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 20 december 2018. Klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep

3.1.
Klager heeft bij brief met bijlagen, ingekomen op 22 december 2016, bij de kamer een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd, dat bij de kamer is ingekomen op 20 januari 2017. De voorzitter heeft bij beslissing van 5 september 2017 de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen.
Tegen die beslissing heeft klager bij brief, ingekomen op 8 september 2017, verzet ingesteld bij de kamer. Het verzetschrift is behandeld op de terechtzitting van 3 juli 2018.
Vervolgens heeft de kamer bij de bestreden beslissing het verzet ongegrond verklaard.
3.2.
Artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) bepaalt dat tegen de beslissing van de kamer op het verzet voor de klager geen rechtsmiddel openstaat. Dat is ook vermeld onder de beslissing waarvan beroep. Van het in voormeld wetsartikel opgenomen rechtsmiddelenverbod kan slechts onder zeer bijzondere omstandigheden worden afgeweken.
3.3.
Klager stelt in zijn beroepschrift dat de kamer bij de totstandkoming van de beslissing een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling niet kan worden gesproken. Ter zitting in hoger beroep heeft klager dit standpunt gehandhaafd. Klager heeft niet onderbouwd, waarin die schending heeft bestaan.
3.4.
De gerechtsdeurwaarder is van mening dat er geen gronden zijn voor doorbreking van het rechtsmiddelenverbod.
3.5.
Het hof is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting nog door klager is aangevoerd niet is gebleken van schending van fundamentele beginselen van een behoorlijke procesorde dan wel van andere gronden die een doorbreking van het appelverbod rechtvaardigen, zodat er geen reden is om van het in artikel 39 lid 4 Gdw opgenomen rechtsmiddelenverbod af te wijken.
3.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat klager niet kan worden ontvangen in zijn hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing op verzet van de kamer van 14 augustus 2018.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2019 door de rolraadsheer.