ECLI:NL:GHAMS:2019:2688

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
200.242.750/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur woonruimte; ontbinding en ontruiming na betalingsachterstand

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van Woningstichting Eigen Haard tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een huurgeschil waarbij Eigen Haard ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurders vorderde vanwege een forse betalingsachterstand. Het hof had eerder op 30 april 2019 een tussenarrest uitgesproken en in dit arrest werd de verdere beoordeling van de zaak voortgezet. De huurders, aangeduid als [geïntimeerden], hadden inmiddels voldaan aan het bestreden vonnis, wat door Eigen Haard werd erkend. Het hof oordeelde dat, hoewel er een aanzienlijke huurachterstand was ten tijde van het bestreden vonnis, er geen aanleiding was om de vordering tot ontbinding en ontruiming toe te wijzen, omdat de huurders aan hun verplichtingen hadden voldaan en er een nieuwe procedure tegen hen was aangespannen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde de huurders niet-ontvankelijk in hun reconventionele vordering. Eigen Haard werd verwezen in de kosten van het principale appel, terwijl de huurders in de kosten van het incidentele appel werden verwezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.242.750/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: 6479487 CV EXPL 17-27035
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 juli 2019
inzake
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. B.M. Breedijk te Amsterdam,
t e g e n

1.[geïntimeerde sub 1] ,

2. [geïntimeerde sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden in principaal appel, appellanten in incidenteel appel,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom Eigen Haard en [geïntimeerden] genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 30 april 2019 een tussenarrest uitgesproken (verder: het tussenarrest).
Vervolgens hebben Eigen Haard en [geïntimeerden] achtereenvolgens en respectievelijk een akte en een antwoordakte, beide met producties, genomen.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij het tussenarrest heeft het hof in het kader van grief 2 in principaal appel, welke grief inhoudt dat de kantonrechter ten onrechte de door Eigen Haard gevorderde ontbinding en ontruiming heeft afgewezen, Eigen Haard in de gelegenheid gesteld te reageren op de bij memorie van antwoord/grieven door [geïntimeerden] geponeerde stelling dat zij inmiddels geheel aan het bestreden vonnis hebben voldaan. In haar ingevolge het tussenarrest genomen akte erkent Eigen Haard dat [geïntimeerden] inmiddels aan het bestreden vonnis hebben voldaan.
2.2.
Bij memorie van antwoord/grieven hebben [geïntimeerden] onweersproken gesteld dat Eigen Haard bij dagvaarding van 24 juli 2018 bij de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam andermaal de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde heeft gevorderd. Mede tegen deze achtergrond heeft Eigen Haard onvoldoende duidelijk gemaakt dat zij eventuele thans bestaande (nieuwe) huurachterstanden van [geïntimeerden] mede ten grondslag legt aan de vordering tot ontbinding en ontruiming, zoals die in de onderhavige (appel)procedure is ingesteld. Het hof zal daarom hierna slechts beoordelen of de ten tijde van het bestreden vonnis bestaande huurachterstand van € 2.442,47 ertoe moet leiden dat de vordering van Eigen Haard tot ontbinding en ontruiming alsnog moet worden toegewezen.
2.3.
De huurachterstand van [geïntimeerden] ten tijde van het bestreden vonnis, 26 april 2018, was aanzienlijk en vormt een (ernstige) tekortkoming van [geïntimeerden] in de nakoming van hun verbintenissen uit de huurovereenkomst. Hoewel op grond van het bepaalde in art. 6:265 lid 1 BW voormelde tekortkoming in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, ziet het hof geen aanleiding om thans, ruim een jaar na het bestreden vonnis, de vordering van Eigen Haard tot ontbinding en ontruiming toe te wijzen (louter) op grond van de ten tijde van dat vonnis aanwezige betalingsachterstand, zulks terwijl vaststaat, enerzijds, dat [geïntimeerden] aan het bestreden vonnis hebben voldaan, anderzijds, dat Eigen Haard een nieuwe tot ontbinding en ontruiming strekkende procedure tegen [geïntimeerden] aanhangig heeft gemaakt. Niets van wat Eigen Haard in de toelichting op de grief heeft aangevoerd leidt tot een ander oordeel. De grief faalt dus.
2.4.
De slotsom is, mede gezien hetgeen in het tussenarrest is overwogen en beslist, dat het bestreden vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden bekrachtigd en dat [geïntimeerden] niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun voor het eerst in appel ingestelde reconventionele vordering. Eigen Haard zal, als de in zoverre in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van het principale appel, [geïntimeerden] – zoals in het tussenarrest reeds gemeld – in die van het incidentele appel.

3.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 26 april 2018, waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verklaart [geïntimeerden] niet-ontvankelijk in hun voor het eerst in hoger beroep ingestelde reconventionele vordering;
verwijst Eigen Haard in de kosten van het principale appel, aan de zijde van [geïntimeerden] gevallen en tot op heden begroot op € 318,00 voor verschotten en € 1.611,00 wegens salaris van de advocaat;
verwijst [geïntimeerden] in de kosten van het incidentele appel, aan de zijde van Eigen Haard gevallen en tot op heden begroot op € 537,00 voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, E.M. Polak en L.J. van Die en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2019.