ECLI:NL:GHAMS:2019:268

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
5 februari 2019
Zaaknummer
23-002987-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan grieven

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2018. De verdachte had op 22 augustus 2018 hoger beroep ingesteld, maar er was geen schriftelijke indiening van grieven of mondelinge bezwaren tegen het vonnis. De advocaat-generaal heeft daarom gevorderd de verdachte niet ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De vordering van de benadeelde partij werd door het hof als onvoldoende reden gezien om de zaak inhoudelijk te behandelen. Het hof oordeelde dat er geen rechtens te respecteren belang was dat een inhoudelijke behandeling van de strafzaak rechtvaardigde. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters H.M.J. Quaedvlieg, R. Kuiper en Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002987-18
datum uitspraak: 22 januari 2019
VERSTEK (niet-gemachtigde raadsman verschenen)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-741279-17 en 13-746014-18 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 januari 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van het standpunt van de gemachtigde van de benadeelde partij.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Op 21 augustus 2018 heeft de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 8 augustus 2018 van de rechtbank te Amsterdam. Dit hoger beroep is bij akte van 12 september 2018 ingetrokken.
De verdachte heeft beroep ingesteld op 22 augustus 2018. Door of namens de verdachte is geen schriftuur houdende grieven ingediend. Evenmin zijn mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven.
De advocaat-generaal heeft daarom gevorderd de verdachte niet ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. Hij heeft daarbij ook acht geslagen op het belang dat de benadeelde partij heeft bij een inhoudelijke behandeling van de zaak tegen de verdachte in hoger beroep en daarbij betrokken dat hij bij inhoudelijke behandeling op dezelfde gronden als de rechtbank (schade geen rechtstreeks gevolg van bewezenverklaarde doorrijden na ongeval) tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering zou concluderen.
De gemachtigde van de benadeelde partij heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding dient te worden toegewezen en dat daarin een belang ligt dat noopt tot inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen de verdachte in hoger beroep.
Naar het oordeel van het hof is, mede gelet op het standpunt van de advocaat-generaal, de in hoger beroep gehandhaafde vordering van de benadeelde partij onvoldoende reden om de zaak inhoudelijk te behandelen. Nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak, wordt de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R. Kuiper en mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 januari 2019.
Mr. Baauw-de Bruijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.