ECLI:NL:GHAMS:2019:268
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan grieven
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2018. De verdachte had op 22 augustus 2018 hoger beroep ingesteld, maar er was geen schriftelijke indiening van grieven of mondelinge bezwaren tegen het vonnis. De advocaat-generaal heeft daarom gevorderd de verdachte niet ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De vordering van de benadeelde partij werd door het hof als onvoldoende reden gezien om de zaak inhoudelijk te behandelen. Het hof oordeelde dat er geen rechtens te respecteren belang was dat een inhoudelijke behandeling van de strafzaak rechtvaardigde. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters H.M.J. Quaedvlieg, R. Kuiper en Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn.