ECLI:NL:GHAMS:2019:2662
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Uithuisplaatsing van minderjarige niet langer noodzakelijk in het belang van verzorging en opvoeding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van de minderjarige [A]. De moeder van [A] had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing was verleend. De minderjarige verblijft sinds april 2019 in een netwerkpleeggezin bij zijn halfzus [B]. De moeder voerde aan dat de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk was, omdat [A] inmiddels weer naar school ging en hij aangaf bij zijn moeder te willen wonen. De gecertificeerde instelling (GI) daarentegen stelde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de ontwikkeling van [A], gezien zijn eerdere schoolverzuim en de zorgelijke situatie waarin hij zich bevond.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2019 is de situatie van [A] besproken. Het hof heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing aanvankelijk noodzakelijk was, maar dat er inmiddels positieve ontwikkelingen waren. [A] had zijn schoolverzuim weten te verminderen en gaf aan dat hij zich beter voelde bij zijn zus. Het hof concludeerde dat de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk was, maar dat de eerdere zorgen over [A] niet waren verdwenen. Daarom werd de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, maar met de opmerking dat de betrokkenheid van [B] en [X] bij de opvoeding van [A] van groot belang blijft voor zijn verdere ontwikkeling.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van de zorg voor de minderjarige en de noodzaak om de situatie van [A] goed te blijven monitoren. De betrokkenheid van de familieleden is cruciaal voor het welzijn van de minderjarige, en het hof heeft de GI opgedragen om te blijven toezien op de ontwikkeling van [A].