ECLI:NL:GHAMS:2019:2658

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
200.250.220/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen vader en kinderen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn twee kinderen, na een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De vader had in hoger beroep verzocht om een omgangsregeling, maar het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De rechtbank had geoordeeld dat er geen omgangsregeling kon worden vastgesteld, omdat er onvoldoende uitzicht was op een stabiele situatie rondom de vader. De kinderen hadden hun vader lange tijd niet gezien en waren door hun belaste verleden bijzonder kwetsbaar. De vader had in het verleden diverse voorwaarden geschonden die aan zijn omgang waren verbonden, en het hof oordeelde dat er op dat moment geen basis was voor contactherstel. De moeder had verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking en de vader werd niet in de proceskosten veroordeeld. Het hof benadrukte het belang van stabiliteit en voorspelbaarheid in de situatie van de vader voordat er enige vorm van contact met de kinderen kan plaatsvinden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.250.220/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/252295 / FA RK 16-7322
Beschikking van de meervoudige kamer van 9 juli 2019 inzake
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. Leibbrand te Heerhugowaard,
en
[de moeder],
wonende te [woonplaats] , [gemeente] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L. Schellevis te Hoorn.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [A] (hierna te noemen: [kind A] );
- [B] (hierna te noemen: [kind B] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Haarlem
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank), van 29 augustus 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 26 november 2018 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 29 augustus 2018.
2.2
De moeder heeft op 11 januari 2019 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts ingekomen:
- een journaalbericht van 11 december 2018 van de zijde van de vader, met bijlage;
- een brief van de zijde van de moeder van 12 juni 2019, met bijlage, ingekomen op dezelfde datum.
2.4
Het hof heeft de minderjarige [kind A] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft het hof schriftelijk bericht daarvan geen gebruik te willen maken.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 21 juni 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. J.J.C. Engels, kantoorgenoot van en waarnemend voor mr. A. Leibbrand;
- mr. L. Schellevis, namens de moeder;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer R. Koops.
De moeder was niet ter zitting aanwezig.

3.De feiten

3.1
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de vader en de moeder zijn geboren:
- [kind A] , [in] 2004, en
- [kind B] , [in] 2009 (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).
De kinderen verblijven bij de moeder.
3.2
Bij de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank van 15 mei 2013 is - voor zover hier van belang - een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen een weekend bij de vader verblijven, alsmede eenmaal per veertien dagen een doordeweekse dag en de helft van alle officiële feest- en vakantiedagen.
Aan deze zorgregeling is geen uitvoering gegeven.
3.3
Bij beschikking van de rechtbank van 26 juli 2017 is het gezamenlijk gezag van partijen beëindigd en is de moeder belast met de uitoefening van het eenhoofdig gezag over de kinderen. Die beslissing is bekrachtigd door dit hof op 31 juli 2018.
Tevens heeft de rechtbank in voornoemde beschikking de raad verzocht om met het oog op de door de vader verzochte omgang met de kinderen onderzoek te verrichten naar de geestesgesteldheid van de vader en de vraag of zijn functioneren al dan niet aan omgang in de weg staat en zo nee, onder welke voorwaarden omgang mogelijk zou zijn, bezien vanuit de mogelijkheden van de vader. De raad heeft op 7 juni 2018 rapport en advies uitgebracht.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen en is de beschikking van de rechtbank van 15 mei 2013 gewijzigd in die zin dat er geen omgang tussen de vader en de kinderen zal zijn.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, zijn inleidend verzoek toe te wijzen, in die zin dat spoedig contactherstel zal plaatsvinden tussen de vader en de kinderen en de raad onderzoek zal verrichten naar de mogelijkheden van omgang tussen de vader en de kinderen.
4.3
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure.

5.De motivering van de beslissing

Omgangsregeling
5.1
De raad heeft met betrekking tot de omgang in de raadsrapportage van 7 juni 2018 geconcludeerd dat vanuit de mogelijkheden van de vader eventuele korte omgangscontacten met de kinderen onder voorwaarden opgebouwd kunnen worden. Ter zitting van 16 augustus 2018 heeft de raad dit advies aangepast, omdat de vader twee van de door de raad gestelde voorwaarden geschonden heeft. De gebeurtenissen die de periode voorafgaande aan de detentie van de vader hebben plaatsgevonden vallen volgens de raad te scharen onder het niet volledig meewerken aan de behandeling en de vader heeft tevens de voorwaarde geschonden dat hij niet met politie en/of justitie in aanraking zou komen. De vader was tijdens de zitting van 16 augustus 2018 gedetineerd, omdat hij een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf moest uitzitten vanwege de schending van een daaraan verbonden bijzondere voorwaarde. De raad heeft geconcludeerd dat er te weinig stabiliteit in de situatie rondom de vader is om een vervolgonderzoek inzake de omgang in te zetten.
De rechtbank heeft vervolgens in de bestreden beschikking geoordeeld dat de vader in ieder geval de afgelopen periode de voorwaarde dat hij niet in aanraking met justitie mag komen heeft geschonden en dat hierdoor de reeds smalle basis voor het opstarten van contactmomenten met de kinderen is komen te vervallen. De rechtbank heeft aangesloten bij het advies van de raad dat verder onderzoek nu niet aan de orde is en geoordeeld dat het verzoek van de vader om te komen tot een omgangsregeling afgewezen moet worden.
5.2
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat hij in de afgelopen periode de voorwaarde heeft geschonden om niet in aanraking te komen met justitie. De vader meent dat deze voorwaarde voor toekomstige feiten zou zijn. De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, heeft onherroepelijk beslist dat de vader vier maanden van zijn eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf uit moet zitten, omdat hij een bijzondere voorwaarde geschonden zou hebben. De vader meent dat de rechtbank te Haarlem bij deze beslissing ten onrechte voorbij is gegaan aan het advies van de reclassering en betwist dat hij een bijzondere voorwaarde als door de raad gesteld heeft overtreden.
De vader vindt dat de beschikking van de rechtbank ten aanzien van de omgang als ongefundeerd, ongegrond en in strijd met de wet dient te worden vernietigd, nu hij geen voorwaarden heeft geschonden en het onderzoek van de raad alsnog mogelijk is. De vader heeft nog altijd de diep gekoesterde wens om weer omgang met zijn dochters te hebben. De vader was verheugd met het raadsrapport van 7 juni 2018 en kan zich vinden in het advies en de daarbij gestelde voorwaarden. De vader meent dat het in het belang van de kinderen is dat zo spoedig mogelijk contactherstel zal plaatsvinden. Hij wenst dat het onderzoek door de raad zal worden voortgezet en dat wordt gekeken of contact wenselijk is vanuit de kinderen. Volgens de vader willen de kinderen hem ook graag weer zien. De vader wil het contact eerst rustig opbouwen door een kaartje te sturen of telefonisch contact te hebben met de kinderen.
5.3
De moeder stelt dat de afgelopen jaren zich aantoonbaar vele ernstige incidenten hebben voorgedaan, waardoor de kinderen zijn beschadigd. De vader heeft onder meer geprobeerd de moeder van het leven te beroven waarvoor hij strafrechtelijk veroordeeld is. Daarbij is de vader diverse keren (gedwongen) opgenomen geweest bij de GGZ vanwege zijn psychische problematiek. Dit alles heeft ertoe geleid dat de vader sinds maart 2013 geen contact meer heeft met de moeder en de kinderen.
De moeder is van mening dat ook het schenden van een bijzondere voorwaarde verbonden aan een voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden aangemerkt als het in aanraking komen met politie en/of justitie. De vader heeft de bijzondere voorwaarde bovendien geschonden nadat de raad onderzoek heeft verricht. Dat de voorwaardelijke gevangenisstraf eerder is opgelegd, doet hier niet aan af.
De moeder is tevens van mening dat de eerdere conclusie van de raad dat er vanuit de vader bezien mogelijkheden zijn voor korte omgangsmomenten (onder voorwaarden), te snel is genomen. Het onderzoek, waarop die conclusie was gebaseerd, was slechts een momentopname en uit hetgeen toen bleek kan niet worden afgeleid dat de vader voor een langere tijd stabiel is.
Bij deze stand van zaken is er op dit moment te weinig stabiliteit rondom de vader om een vervolgonderzoek inzake de omgang in te zetten, aldus de moeder.
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat er nog een lange weg te gaan is voordat er gedacht kan worden aan enige vorm van contact met de kinderen en adviseert de bestreden beschikking te bekrachtigen. De raad wijst wel op de inspanningsverplichting van de moeder om de vader te informeren over het welzijn van de kinderen.
5.5
Het hof oordeelt als volgt.
5.6
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.7
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de vader geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, dat hij geen ziektekostenverzekering heeft en (daardoor) thans geen medicatie gebruikt. De vader heeft ter zitting in hoger beroep medegedeeld dat hij onlangs vijf maanden gedetineerd is geweest in verband met het niet (op tijd) voldoen van een in een strafzaak aan hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel. Halverwege januari 2019 is de vader weer in vrijheid gesteld. Nadat hij een tijd bij een vriend had gelogeerd, verblijft hij op dit moment bij het Leger des Heils in [woonplaats] . Hij is bezig met het aanvragen van een uitkering en het regelen van een identiteitskaart. Hoewel het hof de wens van de vader om contact te hebben met zijn kinderen begrijpt en inziet dat deze wens diep en oprecht is en hoewel het hof met de vader van oordeel is dat psychiatrische problematiek in beginsel niet aan omgang in de weg hoeft te staan, is het hof in dit geval, anders dan de vader, van oordeel dat de huidige situatie van de vader een belemmering vormt voor het contact met de kinderen. Vanwege hun belaste verleden en door alles wat zij hebben meegemaakt, zijn de kinderen bijzonder kwetsbaar. Hierdoor is eens te meer van belang dat, alvorens naar de mogelijkheid van contactherstel wordt gekeken, op zijn minst uitzicht bestaat op een stabiele situatie rond de vader waardoor de continuïteit en voorspelbaarheid van het contact gewaarborgd kan zijn, zeker nu de kinderen hun vader gedurende langere tijd niet hebben gezien. Het hof is van oordeel dat er op dit moment geen sprake is van enige vorm van continuïteit of stabiliteit aan de zijde van de vader, zodat geen grond bestaat de raad een vervolgonderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden (van de vader) voor enige vorm van omgang met de kinderen. Dat de raad aanvankelijk heeft geconcludeerd dat eventuele korte omgangscontacten met de kinderen onder voorwaarden zouden kunnen worden opgebouwd, maakt dat niet anders. Dit advies is door de nadien gevolgde detenties van de vader en zijn nog immer voortdurende instabiele situatie een gepasseerd station. Het hof zal het verzoek van de vader in hoger beroep afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
Informatieverplichting
5.8
Ter zitting is de wettelijke verplichting van de moeder om ervoor te zorgen dat de vader de nodige informatie krijgt over de kinderen besproken. Namens de moeder is erop gewezen dat de vader onbereikbaar voor haar is. Nu de advocaat van de vader zich bereid heeft verklaard deze informatie aan de vader door te sturen, staat er voor de moeder niets aan in de weg om aan deze verplichting te voldoen. De advocaat van de moeder heeft ter zitting toegezegd dit met de moeder te bespreken.
Proceskosten
5.9
De moeder verzoekt de vader te veroordelen in de kosten van de procedure. Zij heeft daartoe gesteld dat de vader steeds weer een procedure begint en de moeder zich iedere keer moet verweren. De verzoeken van de vader worden summier onderbouwd, zo ook weer in deze procedure. Door de vader is geen enkele informatie gegeven over zijn huidige situatie, terwijl deze procedure juist gaat over welke mogelijkheden hij heeft voor omgang. Daarbij is bij de afgelopen zitting gebleken dat de vader gedetineerd was, of hij is gewoon niet ter zitting verschenen. Hij heeft niet meegewerkt aan zijn behandeling en is onbereikbaar voor de moeder. Zij verwijst daarbij naar de beschikking van het hof Leeuwarden van 19 november 2008 (LJN: BG4803), waarbij sprake was van een veroordeling in de proceskosten in een familierechtelijke zaak.
5.1
Het hof ziet in hetgeen de moeder heeft aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat elk van partijen de eigen kosten draagt, gelet op de aard van de procedure en het feit dat zij gewezen echtgenoten zijn. Het hof zal het desbetreffende verzoek van de moeder dan ook afwijzen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Haeringen, mr. T.A.M. Tijhuis en
mr. J.A. van Keulen, in tegenwoordigheid van mr. A. Blijleven als griffier, en is op
9 juli 2019 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.