ECLI:NL:GHAMS:2019:2639
Gerechtshof Amsterdam
- Tussenbeschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schorsing van de werking van een beschikking inzake partneralimentatie en verdeling van de huwelijksgemeenschap
In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 2 juli 2019, wordt het verzoek van de man tot schorsing van de werking van een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam afgewezen. De man had in hoger beroep beroep aangetekend tegen de beschikking van 28 november 2018, waarin de echtscheiding tussen hem en de vrouw werd uitgesproken en de partneralimentatie werd vastgesteld op € 900,- per maand. De man verzocht om schorsing van de beschikking, omdat hij vreesde dat de vrouw haar vordering zou incasseren en het geld zou wegsluizen naar een onbekende bankrekening in Indonesië. Hij stelde dat de vrouw een onvolledige opgave had gedaan van de boedelbestanddelen en dat de rechtbank niet tot verdeling van de gemeenschap had mogen overgaan.
De vrouw verweerde zich tegen het verzoek van de man en stelde dat er geen juridische of feitelijke misslag was in de beschikking van de rechtbank. Het hof overwoog dat de man niet voldoende had onderbouwd waarom de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking geschorst zou moeten worden. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een kennelijke misslag en dat de man niet had aangetoond dat hij in een noodtoestand zou komen als de beschikking zou worden uitgevoerd. Het verzoek van de man werd daarom afgewezen, en de beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.