Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.VERENIGING VAN ALBERT HEIJN FRANCHISENEMERS,
2.ACHTERBERG RETAIL GROEP B.V.,
3.VAN AKKEREN RETAIL B.V.,
4.LEVENSMIDDELENBEDRIJF J.G. ALDERS B.V.,
5.SUPERMARKT VAN BALLEGOOIJEN B.V.,
6.BANUS SUPERMARKT B.V.,
7.BANUS SUPERMARKT VESTIGING WINSUM B.V.,
8.VAN BARNEVELD SUPERMARKTEN B.V.,
9.BEEKMAN EN BEEKMAN A.H. SUPERMARKT B.V.,
10.SUPERMARKT BEKMAN DELDEN B.V.,
11.[A] h.o.d.n. [A] h/o Albert Heijn,
12.SUPERMARKT JOS VAN DEN BERG B.V.,
13.BERGHUIS SUPERMARKT B.V.,
14.C.V. BEVAART,
15.V.O.F. GEBR. DE BLOCK KRIMPEN,
16.V.O.F. DE BLOCK MAASLAND,
17.BODDEMAN B.V.,
18.BOENDER ZALTBOMMEL B.V.,
19.BOL-PEETERS SUPERMARKT B.V.,
20.FUTALIA B.V.,
21.SUPERMARKT BOONAERTS HEEZE B.V.,
22.BOONSTRA RETAIL B.V.,
23.BOONSTRA SMALL BUSINESS B.V.,
24.SUPERMARKT RICO B.V.,
25.[B] h.o.d.n. [C] Supermarkt,
26.[B] h.o.d.n. [B] Supermarkt Haarlem h.o.d.n. Albert Heijn,
27.SUPERMARKT ABE BROUWER,
28.V.O.F. BROUWER SUPERMARKT DWINGELOO,
29.BRUNSMAN SUPERMARKT WIERDEN B.V.,
30.FH SUPER V.O.F,
31.BUN SUPERMARKTEN B.V.,
32.AH 8601 LELYSTAD II B.V.,
33.AH 8693 ENKHUIZEN B.V.,
34.AH 8695/8603 EMMELOORD B.V.,
35.AH 8694 LELYSTAD I B.V.,
36.BUN 80 B.V.,
37.POORT FLEVOLAND B.V.,
38.WAREA B.V.,
39.GINDORA B.V.,
40.HADUCTO B.V.,
41.V.O.F. VAN DER BURGT,
42.CASTELEIN SUPERMARKT GYTSJERK B.V.,
44.V.O.F. ALBERT HEIJN DIJKSTRA,
45.VAN DOORMALEN ALBERT HEIJN B.V.,
46.VAN DOORMALEN AALST B.V.,
47.VAN DOORMALEN VELDHOVEN B.V.,
48.VAN DOORMALEN EINDHOVEN B.V.,
49.VAN DOORMALEN RIJEN B.V.,
50.VAN DOORMALEN MIRA B.V.,
51.SUPERMARKT VAN DOORN B.V.,
52.C.V. MARSDIEP DREIJER,
53.[D] v.h.o.d.n. [D] t.h.o.d.n.
54.DRIESSEN SUPERMARKT ELST B.V.,
55.DRIESSEN SUPERMARKT SCHUYTGRAAF B.V.,
56.V.O.F. SUPERMARKT ALBERT HEIJN WARMENHUIZEN,
57.SUPERMARKT VAN ETTEN B.V.,
58.L.A.J. VAN GAMEREN B.V.,
59.AH GERAETS AMSTENRADE B.V.,
60.AH GERAETS MELICK B.V.,
61.AH GERAETS PANNINGEN B.V.,
62.AH GERAETS BLERICK B.V.,
63.HANS GEVELING GENDT B.V.,
64.HANS GEVELING DE MEERN B.V.,
65.HANS GEVELING DRUTEN B.V.,
66.HANS GEVELING HUISSEN B.V.,
67.HANS GEVELING MONTFOORT B.V.,
68.HANS GEVELING ZEIST B.V.,
69.HANS GEVELING SUPERMARKT BEMMEL B.V.,
70.HANS GEVELING VLEUTERWEIDE B.V.,
71.HANS GEVELING SUPERMARKT HOEVEN B.V.,
72.HANS GEVELING ULFT B.V.,
73.GOMMERS SUPERMARKT B.V.,
75.GOOSSENS VIANEN H/O ALBERT HEIJN B.V.,
76.SUPERMARKT STADSFENNE SNEEK B.V.,
77.R.J. CALANDLAAN EXPLOITATIE B.V.,
78.SUPERMARKT MAASSTRAAT B.V.,
79.PHEZETPE B.V.,
80.SUPERMARKT GRIMBERG B.V.,
81.GREENMARKET B.V.,
82.SUPERMARKT J. DE GROOT B.V.,
83.JAN HAEST B.V.,
84.SUPERMARKT HARING SCHIPLUIDEN B.V.,
85.SUPERMARKT DEN HARTOG B.V.,
86.VAN DEN HATERT SUPERMARKT B.V.,
87.RHEDEN HAVE B.V.,
88.OSSEVELD HAVE B.V.,
89.ZEVENHUIZEN HAVE B.V.,
91.DOESBURG HAVE B.V.,
92.DE HUET HAVE B.V.,
93.LUNTEREN HAVE B.V.,
94.WARNSVELD HAVE B.V.,
95.WESTERVOORT HAVE B.V.,
96.WINTERSWIJK HAVE B.V.,
97.AALTEN HAVE B.V.,
98.HOLTEN HAVE B.V.,
99.EIBERGEN HAVE B.V.,
1.ALBERT HEIJN FRANCHISING B.V.,
2. ALBERT HEIJN B.V.,
3. KONINKLIJKE AHOLD DELHAIZE N.V.,
4. AHOLD NEDERLAND B.V.,
5. AHOLD EUROPEAN SOURCING B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
2.Distributiekosten
U betaalt alleen de werkelijke door ons gemaakte distributiekosten, dus zónder winstopslag voor AH. Het is dan ook hetzelfde tarief als onze eigen filialen betalen! (…)
de juistheid van de aan u in rekening gebrachte belastprijzen;
de juistheid van de aan u in rekening gebrachte (distributie-)kosten;
de juistheid en volledigheid van de onverdeelde marge (bestaande uit de niet in de kostprijs opgenomen omzetpremies en bonussen).
de belastprijs (zijnde uw inkoopprijs van artikelen) op de factuur niet voor u zichtbaar is. U ziet slechts de belastprijs op assortimentsniveau. Wel heeft u zicht op de afgeleverde aantallen. Hierdoor heeft u echter geen mogelijkheid vast te stellen of de belastprijs wel de juist is geweest;
aan het afleveren van goederen distributiekosten verbonden zijn. De totale kosten van distributie worden geadministreerd door Albert Heijn B.V. U betaalt via de weekfactuur uw eigen aandeel in de distributiekosten. U heeft er echter geen zicht op of wel de juiste elementen in de totale kosten van distributie zijn opgenomen en of niet teveel distributiekosten aan u worden doorbelast;
Albert Heijn B,V. allerlei omzetpremies en bonussen van leveranciers ontvangt. U heeft met de door u behaalde omzet als franchisenemer eveneens bijgedragen in het binnenhalen van omzetpremies en bonussen. Aangezien deze bonussen niet altijd in de kostprijs worden verwerkt, heeft u er geen zicht op of uw aandeel in de totale bonussen wel worden verrekend met u. Ten aanzien van de omzetpremies en bonussen zijn afspraken gemaakt over wanneer er verrekend wordt (boven en onder een bepaalde grens). U kunt niet vaststellen of Albert Heijn B.V. zich aan deze afspraken houdt.
de stand van zaken toe. De presentatie zal aan de notulen worden gehecht. AHFR [hof: AHF] wenst accordering van het bestuur over de overgang naar een rapport van bevindingen, het daarbij behorende normenkader en de wijziging van artikel 20 in de franchiseovereenkomst. J. van Vliet [hof: aanwezig namens de VAHFR] meldt dat het bestuur alle stukken eerst juridisch laat toetsen voordat er overeenstemming wordt bereikt.
- Doel: assurance vanuit Franchisegever aan het Bestuur van de vereniging en de accountant van de Vereniging of Franchise Overeenkomst wordt nageleefd v.w.b. belastprijzen, onverdeelde marge en L&D kosten
- Continuatie van de controle-werkzaamheden
- Van accountantsverklaring naar rapport van bevindingen (incl. normenkader)
- Afgestemd / accoord EY
- Aanpassing Franchise Overeenkomst v.w.b artikel 20 (Accountantscontrole) en Bijlage III (Accountantsverklaring)
- Juridische afhandeling
- Aan de hand van het normen-kader vindt toetsing plaats door de IAD
- Normen-kader opgesteld in overleg en met instemming van de Vereniging o.b.v. bestendige gedragslijn
- Afgestemd / Accoord EY
- Juridische afhandeling : gelijk accordering rapportage-vorm
mutatis mutandis, hetzelfde als onder 2.1.24 voor de belastprijzen is vermeld.
mutatis mutandis, hetzelfde als onder 2.1.24 voor de belastprijzen is vermeld.
Prijsverschillen / Wichtverschillen
Kosten / Opbrengsten eigen merk
Opbrengsten transport netwerk
Kosten spaaracties
Overige margeverschillen
Open kostencalculaties leveranciers
Handling statiegeld en emb. / sorteervergoeding
Bonussen (vb. volume-, omzet-,
Assortimentsvergoedingen / Display allowances
Promotionele bijdragen
Kosten / opbrengsten “on top off” bonussen
Belastprijs: de inkoopprijs van het artikel vermeerderd met alle direct toerekenbare kosten, waaronder doch niet beperkt, verpakkingskosten, inklaringskosten, transportkosten en ontwerpkosten.
- Gelijk aan de doorbelastingsprijs zoals AH bv die ook aan de eigen filialen in rekening brengt, te vermeerderen met de BTW
- Update:
heeft het rapport van bevindingen 2010 nog onvoldoende kunnen bestuderen en wil nu tot een oplossing komen over 2008 en 2009. Het bestuur wil 2010 graag bespreken in februari. Het standpunt van AEF is om 2008, 2009 en 2010 tegelijkertijd af te handelen. Het voorstel van het bestuur om tot een oplossing over 2008 en 2009 te komen is:
monetaire oplossing voor de openstaande benoemde issues 2008/2009 obv 50/50 en vermogenskosten/WACC tegen 8% voor de jaren 2008/2009. Geen precedentwerking mbt de jaren erna.
finale kwijting voor 2008,
ten aanzien van 2009 zouden we ook kwijting hebben verleend ware het niet dat er 2 issues naar voren zijn gekomen uit het rapport 2010 mbt de genoemde fouten mbt 2009 (aktieprijsverschillen en shopping data). Ook de VAHFR heeft het recht om nieuwe bevindingen ten opzichte van het normenkader 2009 in te brengen
vendor allowancesvan 5 grote leveranciers over de jaren 2008-2012.
De aansluiting tussen de contracten, facturen en boekingen is acceptabel; De aansluiting tussen de bedragen uit de contracten en de gefactureerde bedragen is meestal duidelijk. In sommige gevallen is als gevolg van afwijkende omschrijvingen nadere toelichting vanuit AH nodig.
Het boekingsproces en de financiële verwerking van de VAs bij AH (inclusief de functiescheidingen, de processen, de controls en de controle achteraf) zijn van een geavanceerd niveau.
2.Meerjarige trends in de verschillende VA categorieën
Op AH-totaalniveau stijgen de totale leveranciersbijdragen (incl. Price Differences en Incentives Strategic Partners) met 19% mee met de omzet over de jaren 2008 - 2012 (+18%). Ongeveer de helft van deze 18% omzetstijging heeft tussen 2008 en 2009 plaatsgevonden als gevolg van de overname van 56 C1000 winkels.
In 2008 - 2012 daalde het te verrekenen deel van de leveranciersbijdragen met 55% waarbij overigens een substantieel deel van de daling het gevolg is van de systeemwijziging in het boeken van het Action Discount Resultaat eind 03 2011.
De overeenkomsten in de trends in de VAs van de 5 geselecteerde leveranciers en van AH als geheel maken dat de 5 geselecteerde leveranciers representatief zijn voor het geheel van leveranciers.
Binnen de verschillende VA-categorieën stijgen vooral de Advertising Allowances (+36% met onder andere de Bonusfolder - niet verrekend) en het Action Discount Resultaat (met name door systeemwijziging - niet verrekend) en dalen de Bonus Arrangements (-35% - wel verrekend).
Daarnaast is sprake van een negatief effect op het met de franchisenemers te verrekenen deel van de VA. De Bonus Arrangements en Lump Sum and Other VAs (beiden wel verrekend) dalen in de periode 2008-2012 met 14% maar door de toenemende drempel (als gevolg van de stijgende omzet) daalt het te verrekenen deel met 74%.
maken van de ook in artikel 20 FO opgenomen zelfstandige mogelijkheid om haar accountant de juistheid van de facturering met betrekking tot de belastprijzen en de berekening daarvan te laten onderzoeken.
3.Beoordeling
alle bonussen gerelateerd aan hun deel in de totale omzet aan de ondernemers zouden toekomen middels een onverdeelde marge” en dat AH “
als inkomsten de fee” had. Die verklaring roept de vraag op waarom [X] niet toelicht dat en waarom deze pijlers nog niet voorkomen in de aan de standaardovereenkomst van 1989 voorafgaande AH-franchiseovereenkomst en waarom [X] evenmin over de reeds in de eerste standaardovereenkomst opgenomen drempelwaarde voor die aanspraak verklaart: het opnemen van de drempelwaarde betekent immers dat juist niet alle bonussen aan de franchisenemers toekwamen maar AH een zeer belangrijk deel daarvan behield, zodat AH ook daaruit inkomsten behaalde en niet alleen uit de fee. Bovendien blijkt daaruit dat AH als inkomsten dus niet alleen de fee had. In zoverre wordt de stelling van VAHFR c.s. dus niet door [X] verklaring onderbouwd.
Het normenkader is een nadere interpretatie van de afspraken zoals deze zijn opgenomen in de franchiseovereenkomst.” (zie 2.1.37). Die beschrijving komt het hof juist voor. Het normenkader is geen vervanging van de FO; uit de rapporten van de IAD blijkt juist dat de IAD primair placht vast te stellen of de bewuste bepaling in de FO al dan niet was gewijzigd. Wel vond krachtens artikel 20 FO de uiteindelijke toets plaats aan de hand van de nadere uitwerking van de FO in de normenkaders. Dat ligt ook in de rede, nu de aanspraken in de (artikelen 7 en 20 van de) FO zijn weergegeven in algemene bewoordingen, die niet voldoende concreet kunnen zijn om als handvat te dienen voor de beoordeling van (met name) allerlei nieuwe ontwikkelingen die zich door de jaren heen kunnen voordoen. Volgens VAHFR c.s. was het “
ook al voor 2007 in de onderhavige franchiserelatie praktijk dat als er nieuwe producten, reclame-uitingen, werkwijzen e.d. ontstonden, er afspraken werden gemaakt over hoe daarmee [om] te gaan in het kader van de onderlinge afrekening.”(zie memorie van grieven 113). Juist het overleg over de normenkaders geeft partijen de mogelijkheid om, in de woorden van VAHFR c.s.
“in te spelen op nieuwe ontwikkelingen in een snel veranderende wereld”(zie memorie van grieven 785). Uit de accountantsrapporten (bijvoorbeeld het onder 2.1.31 aangehaalde rapport) blijkt dat UNP bevindingen kon hebben naar aanleiding van de rapportage door de IAD en de keuzes die daarin werden gemaakt voor de behandeling van nieuwe situaties, welke bevindingen soms wel en soms niet tot aanpassing van de conclusies van de IAD leidden, maar die door middel van het rapport ter kennis van de VAHFR werden gebracht. Die kon vervolgens onderwerpen met AHF aan de orde stellen en deed dat ook daadwerkelijk, zoals dat het geval was bij de discussie over de toe te passen WACC of (in 2009) de trendanalyse onverdeelde marge (zie 2.1.37). Het hof leidt uit dit een en ander af dat partijen, gezien de toepassing daarvan, met artikel 20 FO ook hebben willen voorzien in een mechanisme dat ruimte bood voor de beoordeling van nieuwe situaties en de beslissing over de toepassing daarvan. Het door de accountants van AH en de VAHFR krachtens artikel 20 FO uitgevoerde toezicht valt daarmee niet strikt te scheiden van de vraag naar de inhoud van de overeenkomst.
Het Bestuur geeft aan in te kunnen stemmen met een rapport van bevindingen echter uitsluitend als de naleving van de bevinding gegarandeerd kan worden. Bij een accountantsverklaring werd in dergelijke gevallen immers een verklaring onthouden.”volgt bovendien dat de VAHFR wel degelijk begreep dat de mate van “assurance” minder zou zijn. Over de wijziging heeft vervolgens uitgebreid overleg plaatsgevonden tussen partijen en heeft de VAHFR zich door haar eigen accountant, toen Ernst & Young, schriftelijk laten adviseren (zie 2.1.17). Uit die advisering volgt niet dat de reden voor de IAD om op een andere rapportagevorm over te gaan onjuist was. Dat de VAHFR, ten slotte, in de rapportage van Pheiffer steun heeft gevonden voor haar standpunt dat de wijziging onder de nieuwe accountancy-regelgeving onnodig was, maakt nog niet dat dat standpunt juist is, of dat de voorstelling die zij (of AH c.s.) daarover indertijd had (geadviseerd door haar eigen accountant) onjuist was, laat staan dat dat standpunt toen onjuist was omdat AH c.s. onjuiste informatie heeft verstrekt.
zal[cursivering hof] voorleggen” geeft blijk van prudentie, maar niet (laat staan noodzakelijkwijs) van een gebrek aan mandaat. Dat gebrek is uit de vaststaande feiten ook niet gebleken. Het is integendeel opvallend dat, nadat de VAHFR namens haar leden bij brief van 27 juni 2014 (zie 2.1.48) een betalingsvordering van ca € 219 miljoen deed en AHF daarop reageerde met een vraag over haar mandaat, de VAHFR verwees (daarvan de voordelen uiteenzettend) naar de 30 jaar lange praktijk van “zaken doen” met AHF. Ook in haar brief van 27 maart 2014 (zie 2.1.47) stelt de VAHFR de “centraal” door haar met AHF gemaakte afspraken voorop. Aan de vermelding in de statuten van de VAHFR dat het bestuur functioneert als
overlegorgaan met de franchisegever komt gezien het bovenstaande dan ook niet de betekenis toe dat het bestuur tot het maken van financiële afspraken niet bevoegd was. De VAFHR heeft haar stelling daarom ook in hoger beroep onvoldoende toegelicht.
door haar aan haar eigen filialen in rekening te brengen belastprijzen” in rekening te brengen. Bijlage III onder V bij de FO verduidelijkt de term “(door)belastingsprijzen” door daaraan toe te voegen “
zijnde de inkoopprijs van het artikel vermeerderd met alle direct toerekenbare kosten, te vermeerderen BTW”.
“Prijsverschillen ontstaan omdat de kostprijzen in de artikeldatabase (NASA) niet juist zijn, waardoor ook de facturatie niet juist is. Met de verrekening wordt dit gecorrigeerd.”Het hof leidt daaruit af dat daarmee wordt gedoeld op daadwerkelijke fouten in de artikeldatabase. De verrekening daarvan doet aan de hiervoor gegeven uitleg van de belastprijs niet af.
de niet in de kostprijs opgenomen omzetpremies en bonussen”. Volgens AH c.s. zijn dat bijdragen van leveranciers waar geen directe kosten tegenover staan en die achteraf worden uitgekeerd als er in een bepaalde periode een bepaalde omzet is gehaald of een bepaalde hoeveelheid producten is verkocht. Omdat die bonus pas achteraf wordt vastgesteld is deze op het moment van levering van het product nog “niet in de kostprijs opgenomen.”
die niet gekoppeld zijn aan uitingen als Allerhande of AH Bonus”. Dat zij veronderstelden dat vergoedingen voor deze twee uitingen onder “promotionele bijdragen” vielen is, gezien de toelichting op die categorie in het normenkader in samenhang met de uitsluiting van deze uitingen bij de “Display allowances”, onwaarschijnlijk. Als zij meenden dat eventuele opbrengsten die de Allerhande of de Bonusfolder genereerden (dan wel andere niet in de lijst genoemde voordelen) toch als onderdeel van de onverdeelde marge moesten worden verrekend (AHF was die mening blijkbaar niet toegedaan), lag het op de weg van VAHFR c.s. om na ontvangst van de UNP-rapporten daarover vragen te stellen: aan haar eigen accountants die, onvoldoende betwist, kennis droegen van documenten van AHF met een opsomming van de niet voor verrekening in aanmerking komende posten (zoals het “lijstje uit 2002” en het “Stephanie Kool-document”), en aan AHF. Dat zij de laatste ook vragen heeft gesteld, heeft VAHFR c.s. niet voldoende concreet toegelicht.
door Franchisenemer gerealiseerde Albert Heijn-omzet.” De eerste standaard-franchiseovereenkomst van 1989 hanteerde in artikel 7 reeds dezelfde frase. Uit het feit dat elders in de FO, namelijk in Bijlage III onder I (hoofdstuk Franchisefee) als grondslag voor de te betalen fee een andere omzetdefinitie staat vermeld, namelijk de “
door de Franchisenemer gerealiseerde consumentenomzet exclusief BTW” leidt het hof af dat met de term “Albert Heijn-omzet” in artikel 7 bewust van het begrip “consumentenomzet” is afgeweken.
in de afrekening onverdeelde marge gehanteerde verhouding tussen omzet eigen filialen eningestuwde omzet franchisewinkels[onderstreping hof]
juist is berekend.” Deze zinsnede is vanaf het jaar 2004 ook in de UNP-rapporten overgenomen. In de bijlagen B bij die rapporten, waarin melding wordt gedaan van de “
Franchise afrekening onverdeelde marge” staat in de berekening die tot vaststelling van het verrekenbare bedrag leidt eveneens vermeld: “
Instuwingsomzet franchise als percentage van totaal omzet AH BV”. Met de ingestuwde omzet wordt dus niet de consumentenomzet van de franchisenemers, maar de door AH aan de franchisenemers geleverde omzet bedoeld. Uit de werkzaamheden die de accountants hebben verricht ter vaststelling en controle van de juistheid van de berekening van de onverdeelde marge en de bij de verdeling daarvan in aanmerking te nemen Albert Heijn-omzet, blijkt eveneens dat zij in dat kader zijn uitgegaan van de consumentenomzet van de eigen AH-filialen en de omzet die is gemaakt met de levering/instuwing aan de franchisenemers, niet hun consumentenomzet.
in de verdeelsleutel voor de onverdeelde marge (…) de netto omzet van de franchisenemers [wordt] meegenomen tegen een bruto omzet van de[hof: eigen]
winkels, wat resulteert in een lagere verdeelsleutel.” Zij stellen dat door die verdeelsleutel “appels met peren” worden vergeleken en dat artikel 7 FO zich daartegen verzet. Het hof overweegt dat, wat daar ook verder van zij, VAHFR c.s. vanaf (in elk geval) het jaar 2004 uit de accountantsrapporten had kunnen afleiden welke grondslag AH hanteerde en de accountants juist achtten. Hetgeen hiervoor onder 3.39 is overwogen brengt mede dat VAHFR c.s. aan de uitleg die sedertdien aan de overeenkomst is gegeven zijn gebonden.
de vermogenskosten worden bepaald op basis van de boekwaarde van de activa vermenigvuldigd met het percentage van de Ahold Weighted Average Cost of Capital (WACC).” VAHFR c.s. hebben aangevoerd dat de praktijk om als vermogenskostenvoet de WACC te hanteren al sedert 1997 bestond en dat vanaf 1999 tot en met boekjaar 2009 een ‘vaste’ WACC van 8% is gebruikt. Volgens AH c.s. bedroeg de werkelijke Ahold WACC in 2008 9,6%.
Vorderingen van VAHFR c.s.
mutatis mutandisover de toepassing van de WACC is geoordeeld.
De vereniging is gerechtigd om haar accountant de juistheid van de facturering met betrekking tot belastprijzen en de berekening in overleg met de interne accountant van Koninklijke Ahold N.V. te laten onderzoeken.”Deze volzin gaat vooraf aan de passage in artikel 20 FO waarin staat vermeld
“De vereniging isdaarnaast[onderstreping hof]
gerechtigd om haar accountant, in overleg met de interne accountant van Koninklijke Ahold N.V. de werkzaamheden van de interne accountant van Koninklijke Ahold N.V. inzake gehanteerde belastprijzen, kosten en onverdeelde marge te laten onderzoeken en zelfstandig met een rapportage over de door de interne accountant van Koninklijke Ahold N.V. uitgevoerde werkzaamheden te komen.” Met VAHFR c.s. is het hof van oordeel dat de eerste zin klaarblijkelijk een afzonderlijke onderzoeksbevoegdheid geeft, naast het onderzoek naar de werkzaamheden betreffende de rapporten van bevindingen van de IAD. Het feit dat er (ook) in (het gewijzigde) artikel 20 FO blijkens de tekst daarvan twee afzonderlijke onderwerpen zijn die de VAHFR kan laten onderzoeken en het gebruik van het woord “daarnaast” wijst daarop. Reeds daarom heeft de VAHFR aanspraak op medewerking daaraan van AH c.s. Dat niet eerder van deze onderzoeksbevoegdheid gebruik is gemaakt doet in beginsel geen afbreuk aan de rechten die de VAHFR onder artikel 20 FO toekomen.
de externe accountant van de Vereniging” inzage verstrekt “
in de wijze van berekening van het Abonnementstarief, Ordertarief en Collotarief zodat deze in staat is de tarieven en werkelijke kosten van logistiek en distributie jaarlijks te toetsen aan de naleving van bovenstaande afspraken”. Het hof is van oordeel dat deze verplichting, die in de bijlage van de FO is opgenomen en niet in artikel 20 FO zelf, bezien binnen de context van de FO en de bijlagen daarbij, krachtens haar bewoordingen en inhoud geen eigen aanspraak van VAHFR c.s. op die informatie geeft, doch (slechts) bepaalt dat AHF gehouden is de genoemde informatie aan UNP te verstrekken in het kader van hun (controle op) de rapportage over de L&D-kosten. Het komt het hof voor dat aan het nalaten deze informatie te verstrekken (hetgeen kennelijk het geval is geweest) geen gevolgen dienen te worden verbonden, nu deze informatie naar haar aard slechts beperkte relevantie heeft. Het gaat immers uitsluitend om de wijze van berekening (dus niet om de aan die berekening ten grondslag liggende informatie) van tarieven (Abonnementstarief, Ordertarief en Collotarief) die elk slechts voorheffingstarieven (dus geen definitieve tarieven) betreffen. Van de voorheffingstarieven is gesteld noch gebleken dat deze op werkelijke kosten gebaseerd zijn. Wat de relevantie is van de berekeningswijze van die tarieven voor het doel van deze inzage, namelijk de vaststelling van de werkelijke L&D kosten, is het hof dan ook niet duidelijk en is ook door VAHFR c.s. niet toegelicht. Het hof volgt VAHFR c.s. ook niet in hun extensieve uitleg van deze verplichting dat “de inzage zodanig dient te zijn dat de accountant van de VAHFR kan toetsen of de in rekening gebrachte kosten van logistiek en distributie gelijk zijn aan de werkelijke kosten” (zie memorie van grieven nr 887) nu uit het hiervoor onder 4.32 - 4.38 overwogene volgt, dat partijen ter zake de L&D vermogenskosten hebben afgesproken niet de werkelijke kosten te hanteren, maar een WACC. De vordering onder FF sluit onvoldoende aan bij de bewoordingen van Bijlage III sub IV FO, terwijl bij de vordering onder GG onvoldoende is gesteld wat het belang van de VAHFR c.s. bij die vordering is. Voor zover deze vorderingen zijn gebaseerd op de stelling dat het controlemechanisme van artikel 20 FO ondeugdelijk is, stuit dat af op hetgeen hiervoor onder 3.37 is overwogen.
mutatis mutandisonder 4.73 is overwogen.
mutatis mutandisonder 4.73 is overwogen.