Op 11 juli 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een verzetprocedure van belanghebbende, [X], tegen een eerdere uitspraak van het Hof waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard wegens overschrijding van de termijn. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2015, opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar dit werd door de inspecteur gehandhaafd. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde. Dit hoger beroep werd echter niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift te laat was ingediend.
Belanghebbende heeft vervolgens verzet aangetekend, waarbij hij aanvoerde dat hij door een maatschappelijk werker van [Stichting A] was geïnformeerd over de termijn voor het indienen van het hoger beroep. Het Hof heeft de gang van zaken rondom de termijnoverschrijding beoordeeld en geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet in verzuim was geweest, aangezien hij zich had laten bijstaan door [Stichting A] en de informatie die hij had ontvangen redelijkerwijs niet tot twijfel aanleiding gaf.
De slotsom was dat het verzet gegrond werd verklaard, de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek in de stand werd voortgezet waarin het zich bevond. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 7 voor reiskosten.