ECLI:NL:GHAMS:2019:2566
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep op basis van artikel 416 lid 2 Sv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte, die eerder was veroordeeld door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft het parketnummer 15-059557-18, waartegen de verdachte in hoger beroep was gegaan. Tijdens de zitting op 5 juli 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep op 8 augustus 2018 was geopend, maar vervolgens was geschorst. De raadsman van de verdachte heeft op 28 juni 2019 aangegeven dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. Dit betekent dat de verdachte geacht moet worden de eerder tegen het vonnis opgegeven bezwaren in te trekken. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof geoordeeld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met nader onderzoek van de zaak. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden, en is uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 5 juli 2019.