Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 9 juli 2017 te Hoorn [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de nek te grijpen en/of (vervolgens) op de grond te gooien;
hij op of omstreeks 9 juli 2017 te Hoorn [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar (met kracht) met zijn (tot vuist gebalde) hand tegen het oor, althans tegen het hoofd te slaan/te stompen;
hij op of omstreeks 9 juli 2017 te Hoorn [slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar (met kracht) met zijn (tot vuist gebalde) hand tegen het oog, althans in het gezicht te slaan/te stompen;
Vonnis waarvan beroep
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Bewezenverklaring
hij op 9 juli 2017 te Hoorn [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met kracht bij de nek te grijpen en op de grond te gooien;
hij op 9 juli 2017 te Hoorn [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar met kracht met zijn tot vuist gebalde hand tegen het oor te stompen;
hij op 9 juli 2017 te Hoorn [slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar met zijn hand tegen het oog te slaan.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
€ 255,80 (tweehonderdvijfenvijftig euro en tachtig cent) bestaande uit € 5,80 (vijf euro en tachtig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 255,80 (tweehonderdvijfenvijftig euro en tachtig cent) bestaande uit € 5,80 (vijf euro en tachtig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.