ECLI:NL:GHAMS:2019:2505

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
23-001620-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van geld van kwetsbare oudere vrouw

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986, was beschuldigd van diefstal van geld dat toebehoorde aan een kwetsbare oudere vrouw. De diefstal vond plaats in de periode van 7 september 2017 tot en met 23 november 2017 in Purmerend, waar de verdachte als schoonmaakster werkzaam was in de woning van het slachtoffer. De verdachte heeft in totaal 89 euro weggenomen uit de portemonnee van de vrouw.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de diefstal had gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof oordeelde dat de diefstal strafbaar was.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 240 uren. De advocaat-generaal had in hoger beroep een zwaardere straf geëist. Het hof besloot uiteindelijk tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de impact van de diefstal op het slachtoffer. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, C.N. Aalders.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001620-18
datum uitspraak: 1 juli 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-033696-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is beperkt hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Voor zover in hoger beroep nog aan de orde is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 september 2017 tot en met 23 november 2017 te Purmerend [in een woning aan het [adres 2]] (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen [uit een portemonnaie] een of meer geldbedragen [totaal 89 Euro], in elk geval geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
zij op tijdstippen op 23 november 2017 te Purmerend in een woning aan het [adres 2], telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een portemonnee heeft weggenomen geld, toebehorende aan [benadeelde].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren, en tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren, tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht en tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Door tweemaal een geldbedrag weg te nemen in de woning van een oudere vrouw bij wie zij als schoonmaakster werkzaam was, heeft de verdachte op ernstige wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in haar stelde. De verdachte heeft zich niet bekommerd om de materiële en immateriële schade die zij veroorzaakte bij het kwetsbare slachtoffer, maar heeft enkel oog gehad voor haar eigen gewin, naar eigen zeggen om een leuke verjaardag te kunnen vieren. Dergelijke feiten dragen bij aan in de maatschappij levende gevoelens van onrust bij ouderen over hun eigen veiligheid en die van hun goederen. In beginsel dient bij misdrijven als deze gevangenisstraf van aanzienlijke duur te worden opgelegd. Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding een zodanige straf op te leggen dat de verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt. Het hof zal daarbij een eerdere veroordeling voor vermogensdelicten, die, gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 juni 2019, ziet op feiten van langere tijd geleden, niet ten nadele van de verdachte meewegen.
Het hof zal gelet op de ernst van de feiten, naast een overwegend voorwaardelijke gevangenisstraf, een hogere taakstraf opleggen dan gevorderd door de advocaat-generaal, te weten de maximale taakstraf. Het hof ziet in de omstandigheid, dat de verdachte (naar eigen zeggen) thans zwanger is van een tweeling, geen aanleiding om de op te leggen straf nog verder te matigen. Het hof houdt rekening met artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur en hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
59 (negenenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.A. van Eijk en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juli 2019.
Mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]