In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1962, was betrokken bij een verkeersongeval op 4 april 2015 in Heerhugowaard, waarbij hij de plaats van het ongeval heeft verlaten. De tenlastelegging omvatte het verlaten van de plaats van het ongeval, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat er schade was toegebracht aan een ander, in dit geval de aangeefster. Tijdens de zitting op 17 juni 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De verdachte betoogde dat hij niet bewust was van de aanrijding en daarom niet kon vermoeden dat hij schade had veroorzaakt. Het hof verwierp dit verweer, omdat getuigenverklaringen bevestigden dat de motor van de verdachte de auto van de aangeefster had geraakt. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan en sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof legde een geldboete van € 150,00 op, subsidiair 3 dagen hechtenis. Het hof overwoog dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld en matigde de straf gezien de tijd die sinds het voorval was verstreken.