In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vergoeding van kosten gemaakt in de bezwaarfase. De belanghebbende, wonende te Amsterdam, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van haar onroerende zaak, die door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam onjuist was vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding in de bezwaarfase, omdat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde ambtshalve had verminderd, wat impliceert dat de aanvankelijk vastgestelde waarde te hoog was.
Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover het de veroordeling in de proceskosten betreft en bevestigde de uitspraak voor het overige. De heffingsambtenaar werd veroordeeld tot het vergoeden van de kosten van de belanghebbende, die in totaal € 1.766 bedroegen, inclusief het griffierecht van € 126 voor het hoger beroep. Het Hof stelde vast dat de heffingsambtenaar zijn plicht om de WOZ-waarde vast te stellen niet correct had uitgevoerd, en dat de onjuiste waardering niet het gevolg was van onjuiste informatie van de belanghebbende.
De uitspraak benadrukt het recht van belanghebbenden op vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in de bezwaarfase, zoals vastgelegd in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het Hof heeft de toekenning van proceskosten voor de bezwaarfase en de beroepsfase berekend op basis van de geldende tarieven en gewichten, en heeft de belanghebbende in het gelijk gesteld. De mondelinge uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en de belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.