ECLI:NL:GHAMS:2019:2459

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
23-003112-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot afpersing met strafoplegging en tenuitvoerlegging van eerdere straffen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 augustus 2018. De verdachte, geboren in Frans-Guyana in 1995, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor poging tot afpersing in vereniging. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de strafoplegging en de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, die werden vernietigd. De verdachte had samen met een medeverdachte geprobeerd twee toeristen af te persen in het centrum van Amsterdam, waarbij zij de slachtoffers achterna zaten, hen vastpakten en dreigden hen neer te steken als zij niet zouden betalen. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte een zwaardere straf rechtvaardigden. De rechtbank had de verdachte een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd. De advocaat-generaal had een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden geëist. Het hof oordeelde dat de vordering van de advocaat-generaal onvoldoende recht deed aan de ernst van het feit en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op. Tevens gelastte het hof de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003112-18
datum uitspraak: 28 mei 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 augustus 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-684460-17 en 13-099031-17 (TUL) en 10-135866-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Frans-Guyana) op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen aanvult met één bewijsmiddel, te weten de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 14 mei 2019.

Aanvulling bewijsmiddelen

De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 14 mei 2019.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 19 oktober 2017 was ik in Amsterdam. Ik was onderweg naar het Rembrandtplein toen mijn neefje (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]) mij belde en vroeg of ik hem wilde helpen omdat hij ruzie had met een paar toeristen. Ik ging er meteen naartoe. Toen gingen we achter die gasten aan. Ik ging samen met mijn neef verhaal halen bij die toeristen met wie hij ruzie had. Ik sprak een van die toeristen – met wie mijn neef ruzie had – aan. Hij stond met zijn rug tegen de muur.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor de in eerste aanleg bewezenverklaarde poging tot afpersing in vereniging veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen tot tenuitvoerlegging toegewezen, waarbij de onder parketnummer 13-099031-17 gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden is omgezet in een taakstraf voor de duur van 160 uren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de onder het tweede alternatief ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging geheel worden toegewezen.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van twee toeristen in het centrum van Amsterdam. Tijdens deze poging hebben zij de aangevers achterna gezeten, vastgepakt en geduwd en gedreigd hen neer te steken als zij niet zouden betalen. Dit is een beangstigende ervaring geweest voor de aangevers. Dit soort delicten zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij en bezorgt Amsterdam een slechte naam.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De LOVS Oriëntatiepunten adviseren om bij een straatroof met licht geweld of verbale dreiging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf door de duur van 6 maanden op te leggen. In onderhavige zaak komt het hof tot een bewezenverklaring van een poging, wat in beginsel een lichtere straf zou rechtvaardigen.
Het hof ziet daartoe echter geen redenen en overweegt daartoe als volgt.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende de verdachte van 29 april 2019. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden meerdere malen is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en dat hij ten tijde van het bewezen verklaarde feit in twee proeftijden liep. De destijds aan hem opgelegde straffen en het feit dat hij in twee proeftijden liep, hebben hem er kennelijk niet van weerhouden onderhavig strafbare feit te plegen.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de reclasseringsrapporten van 30 april 2017 en 18 juni 2018. Uit het rapport van 18 juni 2018 blijkt dat de verdachte sinds januari 2018 in de Top-400 aanpak is opgenomen en bij de verdachte sprake is van een delict patroon op het gebied van de verkoop van (nep)drugs. De verdachte geeft volgens de reclassering geen volledige openheid van zaken, doet tegenstrijdige uitspraken en de reclassering lukt het niet lukt om goed grip op de verdachte te krijgen.
Daar komt bij dat het hof tegelijk met dit arrest nog een arrest wijst waarbij de verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van opzetheling van betaalpassen van een toerist in Amsterdam. Het hof zal bij het bepalen van de straf in deze zaak dan ook rekening houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
In het voorgaande ligt besloten dat naar het oordeel van het hof de vordering van de advocaat-generaal onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit en voorts, dat om dezelfde reden niet kan worden volstaan met een lagere straf dan de hieronder bedoelde, zoals bepleit door de raadsvrouw.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 13-099031-17)

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 10-135866-16)

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam (locatie Dordrecht) van 28 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke een taakstraf voor de duur van 24 uur subsidiair 12 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen op de vorderingen tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 juli 2017, parketnummer 13-099031-17, te weten:
een gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 28 juli 2017, parketnummer 10-135866-16, te weten:
een taakstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. M. Jurgens en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 mei 2019.
=========================================================================
[…]