Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Crimea – the Golden Island in the Black Sea’) (hierna: de tentoonstelling). Daarvóór was de tentoonstelling van 3 juli 2013 tot en met 19 januari 2014 gehouden in het LVR-Landesmuseum te Bonn (hierna: het Landesmuseum). Tijdens de tentoonstelling zijn objecten afkomstig uit de Krim Musea (hierna: de Krimschatten) en objecten afkomstig uit het National Museum of History of Ukraine te Kiev, Oekraïne (hierna: de objecten uit Kiev) tentoongesteld.
State Museum Fund of Ukraine(hierna: het Museumfonds) en dat het Museumfonds ingevolge de wetgeving van Oekraïne is aan te merken als
‘a national treasure and integral part of the cultural heritage of Ukraine protected by law’.
Order No. 292 On Transfer of Museum Objects to The National Historical Museum of Ukraine; hierna: Order No. 292). Volgens dit besluit is het beheer van de Krimschatten aan de Krim Musea onttrokken en is het
National Museum of History of Ukraineaangewezen als beheerder van de Krimschatten.
We put you on notice that the exhibits after finishing of the exhibition can be returned only to the representatives of the above mentioned Crimean museums”.
The unique monuments of the Ancient culture found in the Crimean land must be returned to those museums, where they began their journey to the exhibition from”.
I hope that we as well as you will make every effort to ensure that the contract between our two institutions has been implemented in full, and therefore - and artifacts return to the museums that have provided them for the exhibition. Please request to consider this letter as an official recognition of the property rights of the Tavrida Central Museum on museum objects that are now in the Netherlands”.
3.De vorderingen in eerste aanleg en de beslissing van de rechtbank
National Historical Museum of Ukrainete Kiev;
National Historical Museum of Ukrainete Kiev,
4.Beoordeling
material change of circumstances” in de zin van artikel 652 van het Oekraïens Burgerlijk Wetboek (OBW). Ook het beroep van het APM op artikel 527 lid 2 OBW, dat de debiteur het recht geeft om van zijn wederpartij bewijs te verlangen dat deze de “
due creditor” is, gaat niet op, omdat er geen twijfel over kon bestaan dat de Krim Musea ingevolge de bruikleenovereenkomsten de schuldeisers zijn. Evenmin kan het beroep van het APM op artikel 607 OBW, dat een recht op ontbinding van een overeenkomst geeft in het geval dat deze onmogelijk nog kan worden nagekomen, het baten, omdat het nakomen door het APM van zijn contractuele verplichting tot teruggave van de Krimschatten aan de Krim Musea na de tentoonstelling niet onmogelijk was. Voorts is ook het beroep van het APM op zaakwaarneming of artikel 6:37 BW vruchteloos, omdat in dezen Nederlands recht geen toepassing vindt. Ten slotte mocht het APM niet opschorten vanwege de garantie in de bruikleenovereenkomsten (artikel 2.2.11) dat het de Krimschatten na de tentoonstelling tijdig zou teruggeven. Dat het APM op enig moment geconfronteerd werd met conflicterende aanspraken heeft het aan zichzelf te wijten; het APM heeft zichzelf nodeloos in die positie gebracht door niet, zoals het verplicht was, op eerste verzoek de Krimschatten aan de Krim Musea terug te geven. Het APM dient dan ook zijn verplichting om de Krimschatten aan de Krim Musea terug te geven, zoals bepaald in de bruikleenovereenkomsten, gewoon na te komen, aldus de Krim Musea.
legal opinionvan de Oekraïense advocaat Olexander Droug gedateerd 28 maart 2018. In zijn toelichting op artikel 527 OBW bericht hij dat als een debiteur aanwijzingen heeft dat de gerechtigdheid tot de zaken die hij krachtens een overeenkomst dient af te geven is gewijzigd, hij die informatie niet naast zich neer mag leggen en hij de zaken dan niet zonder meer aan zijn contractuele wederpartij mag afgeven, omdat hij anders handelt in strijd met de beginselen van
fairness, reasonableness and justice. Daaruit valt op te maken dat naar Oekraïens recht een partij die contractueel gehouden is om bepaalde zaken af te geven aan zijn wederpartij, maar sterke aanwijzingen heeft dat zijn wederpartij niet (meer) tot die zaken is gerechtigd, hij zich overeenkomstig de eisen van
fairness, reasonableness and justicevan afgifte kan (en moet) onthouden totdat een en ander is opgehelderd.
National Museum of History of Ukraineaangewezen als beheerder van de Krimschatten. Bij brieven van 16 juni 2014, 24 juli 2014, 12 augustus 2014, 26 augustus 2014 en 2 september 2014 aan het APM heeft de Staat Oekraïne zijn aanspraken op de Krimschatten herhaald. Anderzijds hebben bij brief van 13 maart 2014 aan het APM de musea Tavrida CM, Kerch HCP en Bakhchisaray HCP aanspraak gemaakt op de Krimschatten en hebben zij onder meer het APM bericht: “
We put you on notice that the exhibits after finishing of the exhibition can be returned only to the representatives of the above mentioned Crimean museums”. Bij brief van eveneens 13 maart 2014 aan het APM heeft ook het museum NP Tauric Chersonesos aanspraak gemaakt op de Krimschatten die door dat museum aan het APM in bruikleen zijn gegeven. Bij brief van 16 april 2014 aan het APM heeft het museum Kerch HCP nogmaals zijn aanspraak op de Krimschatten benadrukt. Bij brief van 21 april 2014 aan het APM heeft ook het museum Tavrida CM er nogmaals op aangedrongen dat de Krimschatten weer naar de Krim Musea worden teruggestuurd met de mededeling: “
Please request to consider this letter as an official recognition of the property rights of the Tavrida Central Museum on museum objects that are now in the Netherlands”.
due creditorwas. Het APM heeft in die situatie prudent gehandeld en zich voor zoveel mogelijk alle belangen aangetrokken; het heeft immers de Staat Oekraïne en de Krim Musea vervolgens in de gelegenheid gesteld hun posities nader toe te lichten, het heeft met partijen overleg gevoerd met het oog op een minnelijke regeling en het heeft partijen de gelegenheid geboden om het geschil in rechte te doen beslissen, onderwijl de Krimschatten deugdelijk in bewaring houdend in afwachting van een definitieve beslissing.
termination” in de zin van artikel 652 OBW) geen terugwerkende kracht hebben, het APM was, zoals zojuist geoordeeld, hoe dan ook gerechtigd om zijn verplichting tot afgifte op te schorten. Grief 4 aanhef faalt dan ook wat betreft de opschorting.
Schadevergoeding
buiten het grondgebied van een verdragsstaat[zijn]
gebracht met schending van de bepalingen die in overeenstemming met de doelstellingen van het Unesco-verdrag 1970 door die verdragsstaat zijn vastgesteld”. De Krimschatten zijn immers rechtmatig uitgevoerd uit Oekraïne (en ingevoerd in Nederland), in overeenstemming met de door het Ministerie van Cultuur van de Staat Oekraïne afgegeven exportvergunningen (zie hiervoor onder 2 sub iii). Artikel 6.3 Erfgoedwet ziet op diefstal en illegale uitvoer van cultuurgoederen. Daarvan is hier geen sprake. Artikel 6.3 Erfgoedwet heeft niet de strekking, zoals de rechtbank heeft geoordeeld, een staat het recht te geven om zaken als cultuurgoederen op te eisen nadat het de uitvoer heeft geaccordeerd, aldus de Krim Musea.
illegale uitvoerof
invoervan cultuurgoederen (en illegale eigendomsoverdracht, hetgeen hier van geen betekenis is):
invoer, uitvoeren eigendomsoverdracht van culturele goederen (…);
deze praktijkentegen te gaan (…);
invoer, uitvoerof eigendomsoverdracht van culturele goederen die geschiedt in strijd met de bepalingen welke ingevolge deze Overeenkomst door de Staten die daarbij partij zijn, zijn vastgesteld, is onrechtmatig (…);
uitvoervan culturele goederen uit hun grondgebied te verbieden, tenzij het bovengenoemde certificaat van uitvoer deze goederen begeleidt.
travaux préparatoiresvoor zover overgelegd bieden daaraan evenmin steun. Het
Preliminary Reportd.d. 8 augustus 1969, het
Secretarial Reportd.d. 27 februari 1970, noch het
Final Reportvan de
Special Committee of Governmental Expertsd.d. 14 juli 1970 voor zover overgelegd bevatten aanwijzingen voor de stelling dat de verdragsluitende partijen zich ook voor een geval als de onderhavige, waarin geen sprake is van enige illegale activiteit, beoogden in te zetten.
Export should be seen as a process, which is not concluded until all its elements have been fulfilled. If the object is subject to return and this is not done, then, only from then on, it is an illegal export, in line with Article 3 and 6 of the Convention (…)”
het niet terugzenden van een rechtmatige tijdelijke zending na het verstrijken van de termijn”.
uitwerken langs de lijnen van de richtlijn” is door de staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geantwoord: “
Welke elementen van de Richtlijn 93/7/EEG (de voorganger van de Europese richtlijn, opm. hof
) onderdeel zullen uitmaken van de implementatiewetgeving valt op dit moment nog niet te zeggen.” (Kamerstukken II 1004/05, 29 314, nr. 11). Daaruit volgt dat niet mag worden aangenomen dat de bepalingen van de Europese Richtlijn alle zonder meer een-op-een in de Erfgoedwet zijn overgenomen. De vraag is derhalve of in de Erfgoedwet ook het bepaalde in artikel 1 lid 2, tweede gedachtestreep (
het niet terugzenden van een rechtmatige tijdelijke zending na het verstrijken van de termijnals een vorm van illegale uitvoer
)impliciet is overgenomen. Naar het oordeel van het hof bestaan daarvoor onvoldoende aanwijzingen. Blijkens het Verslag van Algemeen Overleg van 31 mei 2005 ((Kamerstukken II 1004/05, 29 314, nr. 13) heeft de staatssecretaris verwezen naar elementen in de Uitvoeringswet die voortvloeiden uit de Europese Richtlijn, waarbij een overname van het begrip
“op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een Lid-Staat brengen”in ruimere zin zoals gedefinieerd in de Europese Richtlijn niet is genoemd hetgeen, indien een dergelijke bedoeling bestond, wel voor de hand had gelegen.
Het normale spraakgebruik wordt zoveel mogelijk gevolgd.” Naar het normale spraakgebruik betekenen de bewoordingen van artikel 6.3 Erfgoedwet
Het is verboden een cultuurgoed binnen Nederland te brengen dat
Voor de terminologie in nationale regelingen wordt in beginsel aangesloten bij die van verwante bindende EU-rechts-handelingen en internationale regelingen.” Anders gezegd, indien artikel 6.3 Erfgoedwet de strekking zou hebben om mede betrekking te hebben op een verblijf van een cultuurgoed in Nederland dat rechtmatig is uitgevoerd, zoals bepaald in de Europese Richtlijn, dan had het in de rede gelegen dat zulks, zoals in de Europese Richtlijn, afzonderlijk zou zijn verwoord, bijvoorbeeld zoals in artikel 6.3 Erfgoedwet onder b is bepaald ten aanzien van een cultuurgoed dat in een verdragsstaat is ontvreemd.
Het is verboden een cultuurgoed binnen Nederland te brengen (…)”.Richtlijnconforme interpretatie kent zijn grenzen. Die grenzen moeten worden gevonden in de algemene rechtsbeginselen, in dit geval met name het rechtszekerheidsbeginsel en het verbod van terugwerkende kracht. Een uitleg die meebrengt dat een rechtmatige invoer van een cultuurgoed, zoals hier het geval is, maanden later alsnog wordt aangemerkt als overtreding van een verbod - dat (ingevolge art. 8.1 sub 2 van de Erfgoedwet) tot bestuursrechtelijke sancties kan leiden - vanwege “
het niet terugzenden (…) na het verstrijken van de termijn (…)”is met die beginselen niet verenigbaar
.De tekst van de verbodsbepaling in artikel 6.3 van de Erfgoedwet “
Het is verboden een cultuurgoed binnen Nederland te brengen (…)”omvat naar normaal Nederlands taalgebruik niet een verbodsbepaling “
het niet terugzenden (…) na het verstrijken van de termijn”. Een dergelijke interpretatie laat de tekst van de wet niet toe. De rechtszekerheid zou te zeer worden geschaad indien richtlijnconforme uitleg zozeer tégen de tekst van de verbodsbepaling van de Erfgoedwet zou ingaan. Anders gezegd, artikel 6.3 van de Erfgoedwet valt niet zo uit te leggen dat het APM alsnog geacht moet worden een verbod te hebben overtreden door de Krimschatten binnen Nederland te brengen. Ook een uitleg die inhoudt dat het APM de verbodsbepaling van artikel 6.3 van de Erfgoedwet heeft overtreden door zich op zijn opschortingsrecht te beroepen en de Krimschatten vooralsnog niet af te geven is zover verwijderd van de tekst van artikel 6.3 van de Erfgoedwet dat deze uitleg in redelijkheid niet valt vol te houden. Een richtlijnconforme uitleg van artikel 6.3 Erfgoedwet is hier dan ook niet aangewezen.
cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht” en artikel 1 van de Europese Richtlijn: “
Deze verordening(sic
!) is van toepassing op de teruggave van cultuurgoederen die(…)
op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van die lidstaat zijn gebracht”.
dat bij de implementatie daarvan[het UNESCO-verdrag, hof]
mede gebruik zal worden gemaakt van de goede elementen van het UNIDROIT-verdrag”, maar nergens uit blijkt dat ingevolge de implementatie van het UNESCO-verdrag in artikel 6.3 Erfgoedwet ook is overgenomen het in artikel 5 lid 2 van het Unidroit-verdrag verwoorde geval van onrechtmatige uitvoer. En ook hier geldt dat indien artikel 6.3 Erfgoedwet de strekking zou hebben om mede betrekking te hebben op een geval van tijdelijke uitvoer zoals in het Unidroit-verdrag, het in de rede had gelegen dat zulks, zoals in het Unidroit-verdrag, afzonderlijk zou zijn verwoord. Weliswaar moet worden aangenomen dat Nederland, nu het Unidroit-verdrag wel getekend is, zich onthoudt van (wetgevende) activiteiten die daarmee in strijd zijn, maar het enger definiëren van het begrip onrechtmatige uitvoer kan als zodanig niet in strijd met het Verdrag worden geacht.
Law of Ukraine on Exportation, importation and restitution of cultural values) waarin is bepaald dat zaken worden beschouwd als onrechtmatig uitgevoerd als deze na het verstrijken van de in de exportvergunningen genoemde termijn niet naar Oekraïne zijn teruggekeerd. Als immers, zoals hiervoor is geoordeeld, artikel 6.3 van de Erfgoedwet aldus moet worden verstaan dat het niet ziet op rechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen waar geen illegale activiteit aan is verbonden, dan kan de wetgeving van Oekraïne daar geen verandering in brengen. Anders gezegd, de wetgeving van Oekraïne is niet bepalend voor de uitleg van de Nederlandse Erfgoedwet.
National Museum of History of Ukraineis aangewezen als de beheerder van de Krimschatten.