ECLI:NL:GHAMS:2019:2355
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake witwassen met betrekking tot herkomst van geldbedrag
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1993 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg vrijgesproken van het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 79.750. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in hoger beroep is gegaan tegen deze vrijspraak, maar oordeelt dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de beslissing tot vrijspraak. Dit is gebaseerd op artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat.
Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep, maar vult de bewijsmotivering aan. De verdediging heeft gesteld dat de verdachte een verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van een in beslag genomen geldbedrag van € 20.865, dat zou zijn gegeven door de schoonmoeder van de verdachte voor de aankoop van een auto. Het hof oordeelt echter dat de verklaring van de verdachte niet concreet en verifieerbaar is, en dat het openbaar ministerie niet gehouden was om verder onderzoek te doen naar deze verklaring. Het hof concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn voor witwassen, gezien de omstandigheden waaronder het geldbedrag is aangetroffen.
De beslissing van het hof is dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep voor het gedeelte van de tenlastelegging dat betrekking heeft op de vrijspraak van het medeplegen van witwassen van € 79.750. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de aangevulde bewijsmotivering.