ECLI:NL:GHAMS:2019:2260
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezag en omgangsregeling in familiezaken met minderjarigen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar drie minderjarige kinderen, [kind C], [kind D] en [kind E]. De moeder had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 29 augustus 2018 aangevochten, waarin haar gezag was beëindigd. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen jarenlang zijn blootgesteld aan huiselijk geweld en dat de moeder, ondanks eerdere hulpverlening, niet in staat is gebleken om een veilige en stabiele opvoedingssituatie te bieden. De kinderen zijn onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst, waarbij [kind C] en [kind E] bij hun pleegmoeder wonen en [kind D] bij zijn pleegvader. Het hof heeft geoordeeld dat de moeder niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De moeder heeft verzocht om een deskundigenonderzoek en om een omgangsregeling, maar het hof heeft deze verzoeken afgewezen. De beslissing van de rechtbank om het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes te benoemen, is bekrachtigd. De moeder blijft recht houden op informatie over de ontwikkeling van de kinderen en op contact met hen, maar de omgangsregeling blijft beperkt tot zes keer per jaar, tenzij er speciale gebeurtenissen zijn die om meer frequentie vragen.