Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een klacht van een appellant (klager) tegen een notaris, die hij verwijt ernstig tekort te zijn geschoten in zijn taken en niet te hebben voldaan aan zijn poortwachtersfunctie. De klager heeft op 28 december 2018 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch, die op 10 december 2018 de klachten van klager ongegrond verklaarde. De zaak is behandeld op een openbare zitting op 14 maart 2019, waar zowel klager als de notaris aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: in 2014 heeft het kantoor van de notaris de afwikkeling van de nalatenschap van de echtgenote van klager verzorgd. In 2016 werd het kantoor benaderd door notariskantoor [X] voor de vestiging van een hypotheekrecht op de woning van klager. Klager verleende via een notariële volmacht aan medewerkers van notariskantoor [X] de bevoegdheid om een hypotheekakte te passeren. Klager stelt dat hij deze volmacht onder dwang van zijn zoon heeft getekend en dat hij ten tijde van de ondertekening niet in staat was de gevolgen van zijn handelingen te overzien.
De notaris heeft verweer gevoerd en betoogd dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Hij heeft de akte van volmacht met klager doorgenomen en klager heeft de documenten ondertekend. Het hof oordeelt dat er geen concrete aanwijzingen waren dat klager onder druk stond of niet wilsbekwaam was. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de klachten van klager ongegrond.