ECLI:NL:GHAMS:2019:2240

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
200.251.872/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over tekortkomingen in de uitoefening van zijn taken en poortwachtersfunctie

In deze zaak gaat het om een klacht van een appellant (klager) tegen een notaris, die hij verwijt ernstig tekort te zijn geschoten in zijn taken en niet te hebben voldaan aan zijn poortwachtersfunctie. De klager heeft op 28 december 2018 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch, die op 10 december 2018 de klachten van klager ongegrond verklaarde. De zaak is behandeld op een openbare zitting op 14 maart 2019, waar zowel klager als de notaris aanwezig waren.

De feiten van de zaak zijn als volgt: in 2014 heeft het kantoor van de notaris de afwikkeling van de nalatenschap van de echtgenote van klager verzorgd. In 2016 werd het kantoor benaderd door notariskantoor [X] voor de vestiging van een hypotheekrecht op de woning van klager. Klager verleende via een notariële volmacht aan medewerkers van notariskantoor [X] de bevoegdheid om een hypotheekakte te passeren. Klager stelt dat hij deze volmacht onder dwang van zijn zoon heeft getekend en dat hij ten tijde van de ondertekening niet in staat was de gevolgen van zijn handelingen te overzien.

De notaris heeft verweer gevoerd en betoogd dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Hij heeft de akte van volmacht met klager doorgenomen en klager heeft de documenten ondertekend. Het hof oordeelt dat er geen concrete aanwijzingen waren dat klager onder druk stond of niet wilsbekwaam was. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de klachten van klager ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.251.872/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2018/38
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 28 mei 2019
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
[naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. P.E.A.M. Gerritse, advocaat te Tilburg.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 28 december 2018 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort 's‑Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 10 december 2018 (ECLI:NL:TNORSHE:2018:33). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klachten van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard
.
1.2.
Bij brief van 13 februari 2019, ter griffie van het hof ingekomen op 14 februari 2019, heeft klager aanvullende producties (Thebe-rapportages) ingediend.
1.3.
De notaris heeft op 5 maart 2019 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 maart 2019. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. De feiten komen op het volgende neer.
3.1.1.
In 2014 heeft het kantoor van de notaris de afwikkeling van de nalatenschap van de echtgenote van klager verzorgd.
3.1.2.
Eind 2016 is het kantoor van de notaris benaderd door notariskantoor [X] in [plaats] in verband met een op dat kantoor in behandeling zijnde vestiging van een hypotheekrecht op de woning van klager, gelegen aan de [adres] in [plaats] . Aan het kantoor van de notaris werd verzocht daartoe een notariële volmacht op te stellen waarbij klager aan ieder van de medewerkers van notariskantoor [X] volmacht zou verlenen tot vestiging van dat hypotheekrecht.
3.1.3.
Op 16 december 2016 heeft de notaris een notariële akte van volmacht gepasseerd.
In deze akte is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Heden, (…) verscheen voor mij, (…):
de heer[klager], wonende te [postcode] [plaats] , [adres] , (…);
die verklaart bij deze volmacht te verlenen aan ieder der medewerkers van het kantoor [X] te [plaats] , en wel aan ieder van hen afzonderlijk en wel om voor en namens hem, comparant, voornoemd:
te verschijnen bij een akte van geldlening met hypotheekstelling en daarbij die rechtshandelingen te verrichten die zijn vermeld in de aan deze akte gehechte conceptakte en de daarbij behorende offerte, waarbij wordt ondergezet en hypotheek wordt verleend op:
het recht van eigendom met betrekking tot het woonhuis (…) gelegen te [postcode] [plaats] , [adres] , (…)
Comparant verklaart dat voormelde volmacht uitdrukkelijk strekt om terzake als voormeld al de nodige akten en stukken op te maken of te doen opmaken, te verlijden en te tekenen - waaronder de bedoelde offerte - en om verder terzake voorschreven al datgene te doen wat de comparant, zelf tegenwoordig zijnde, zou kunnen, mogen of moeten doen, alles met de macht van substitutie.
Tevens verklaart comparant dat vijfentwintigduizend euro (€ 25.000,00) van de betreffende hypotheekgelden aangewend dient te worden voor de aankoop van de woning gelegen te [adres] te [plaats] door de zoon van de comparant, de heer [zoon] , (…) en de echtgenote van die zoon, (…).
(…)”
3.1.4.
Op basis van voormelde notariële volmacht heeft kandidaat-notaris [Y] van notariskantoor [X] op 16 december 2016 een hypotheekakte gepasseerd. In deze akte is ten gunste van ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN AMRO) een recht van hypotheek gevestigd op voormelde woning van klager in [plaats] tot een bedrag van € 120.000,- en is daarnaast vastgelegd dat klager uit hoofde van geldlening € 90.000,- schuldig is aan ABN AMRO.

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de notaris dat hij ernstig tekortgeschoten is in de uitoefening van zijn taken en zich niet heeft gehouden aan zijn poortwachtersfunctie. Hiertoe voert klager het volgende aan:
- hij heeft de akte van volmacht onder dwang en druk van zijn zoon [zoon] getekend;
- hij was ten tijde van de ondertekening van de akte van volmacht nog herstellende van een zware operatie en leed aan hevige pijnen waardoor hij op dat moment - onder invloed van medicijnen - de gevolgen van de transactie waarvoor volmacht werd verleend, niet kon overzien; hij heeft de handtekeningen op de documenten dan ook zwak en bevend gezet;
- op de dag van het passeren van de akte van volmacht werd hij volledig overrompeld en heeft hij stukken, waaronder de hypotheekakte, onder ogen gekregen die hij niet eerder had gezien.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

6.1.
Het bezwaar van klager tegen de gang van zaken in eerste aanleg behoeft geen nadere bespreking, nu het hof de zaak opnieuw in volle omvang behandelt en de door klager gestelde tekortkoming – wat daarvan inhoudelijk ook moge zijn – derhalve ten gevolge van de behandeling in hoger beroep is hersteld.
6.2.
De notaris betoogt dat hij aan zijn poortwachtersfunctie en zorgplicht jegens klager heeft voldaan.
Voorafgaand aan de ondertekening van de akte van volmacht heeft hij deze akte en de concept-hypotheekakte van het notariskantoor [X] en de hypotheekofferte van ABN AMRO, buiten aanwezigheid van de zoon, met klager doorgenomen. Volgens de notaris heeft klager door het ondertekenen van iedere pagina van de concept-hypotheekakte deze akte voor gezien, gelezen en begrepen geaccordeerd. Op de laatste pagina van deze akte heeft klager bovendien in zijn eigen handschrift en in hoofdletters “VOOR AKKOORD” geschreven. Ook de hypotheekofferte van ABN AMRO is door klager ondertekend.
De notaris voert verder aan dat hij geen signalen heeft gekregen dat klager de akte van volmacht onder druk of dwang van de zoon zou hebben ondertekend of niet in staat zou zijn geweest de gevolgen van het tekenen van de akte van volmacht te overzien. Hij had geen reden om aan de geestesgesteldheid van klager te twijfelen. Bovendien was hij niet bekend met de fysieke toestand van klager of de operatie die klager had ondergaan en zijn hem hiervan geen uiterlijke kenmerken opgevallen, aldus de notaris.
6.3.
Gelet op dit verweer van de notaris is naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan dat er ten tijde van de bespreking met klager op 16 december 2016 concrete aanwijzingen waren op grond waarvan de notaris had moeten begrijpen dat klager de akte van volmacht onder druk of dwang van de zoon zou hebben getekend. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat de notaris ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat in zijn kantoor de zoon niet achter klager kan hebben gezeten, zoals door klager ter zitting in hoger beroep gesteld, omdat zijn kantoor daarvoor niet groot genoeg is.
Evenmin had de notaris concrete aanwijzingen dat klager op dat moment niet wilsbekwaam zou zijn geweest als gevolg van zijn fysieke toestand of het daarmee verband houdende medicijngebruik. Bovendien heeft klager zelf ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij toen labiel was, maar dat men dit niet aan hem kon zien. De enkele stelling van klager dat de zoon hem het kantoor van de notaris heeft binnen gebracht, acht het hof in dit verband onvoldoende.
6.4.
Daargelaten of klager voorafgaand aan zijn bezoek aan de notaris op 16 december 2016 reeds de door notariskantoor [X] opgestelde concept-hypotheekakte en de hypotheekofferte van ABN AMRO had ontvangen, acht het hof voldoende aannemelijk geworden dat de notaris deze stukken met klager heeft doorgenomen. Klager heeft immers op 16 december 2016 ten overstaan van de notaris de acceptatieverklaring die onderdeel uitmaakt van deze hypotheekofferte ondertekend. Tevens heeft klager iedere pagina van de concept-hypotheekakte voorzien van zijn handtekening, alsmede op de laatste pagina hieraan “VOOR AKKOORD” toegevoegd. Voorts heeft de notaris naar het oordeel van het hof de akte van volmacht, waarin naar voormelde concept-hypotheekakte en hypotheekofferte wordt verwezen, in voldoende mate met klager besproken, waarna klager de akte van volmacht heeft ondertekend. Het hof acht dan ook niet aannemelijk geworden dat klager onvoldoende is voorgelicht door de notaris.
6.5.
Op grond van het vorenstaande acht het hof niet gebleken dat de notaris zijn poortwachtersfunctie niet in acht zou hebben genomen of zijn zorgplicht jegens klager zou hebben geschonden. Het hof is derhalve, evenals de kamer, van oordeel dat de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat de klachten ongegrond zijn.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.H. Lieber, mr. G.C.C. Lewin en mr. M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2019 door de rolraadsheer.