Uitspraak
€GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
“Overzicht en vergelijk (besteedbaar) inkomen [geïntimeerde] ”, hierna het overzicht, in het geding gebracht. Uit het overzicht blijkt dat [X] op de
“netto winst c.q. bruto inkomen”van [geïntimeerde] over 2013, 2014, 2015 en 2016 per jaar € 4.753,- aan bedrijfskosten en € 11.251,- aan verzekeringskosten in mindering heeft gebracht waardoor over 2013, 2014 en 2015 het gemiddelde besteedbaar inkomen van [geïntimeerde] uitkomt op een bedrag van € 13.933,67. Dit komt min of meer overeen met het bedrag van € 13.500,- dat het RekenBureau als uitgangspunt voor het netto-inkomen van [geïntimeerde] vanaf 2014 heeft gehanteerd.
“Inkoop/Autokosten/Kantoorkosten/Accountancykosten”) en verzekeringspremies (“
Rechtsbijstand/bedrijfsaansprakelijkheid / Arbeidsongeschiktheid/ FOR of lijfrente”) vastgesteld op de respectievelijke totaalbedragen van € 4.753,- en € 11.251,-. Deze nadere omschrijvingen roepen vragen op, onder meer:
4.Beslissing
12 februari 2019per e-mail aan de griffie van het hof
w.ausma@rechtspraak.nlhun verhinderdagen en die van hun advocaten voor de periode van 1 maart tot en met 31 mei 2019 opgeven, waarna dag en het tijdstip van de mondelinge behandeling vastgesteld zal worden, in welk geval behoudens klemmende redenen of overmacht geen uitstel van de mondelinge behandeling zal worden verleend;