ECLI:NL:GHAMS:2019:2182

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
23-001074-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis economische politierechter inzake niet-deponeren jaarrekening door rechtspersoon

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder veroordeeld tot het deponeren van de jaarrekening over het boekjaar 2013 binnen een termijn van drie maanden, maar heeft hieraan niet voldaan. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 16 maart 2018, waarin deze verplichting was opgelegd. Tijdens de zitting op 14 juni 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de opgelegde maatregel ex artikel 8 onder c van de Wet op de economische delicten, door de jaarrekening niet tijdig te deponeren. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. Tevens is de verdachte verplicht om de jaarrekening alsnog binnen drie maanden na onherroepelijk worden van het vonnis te deponeren. Het hof heeft de ernst van de zaak en de omstandigheden waaronder het feit is begaan in overweging genomen, evenals de rol van de verdachte als feitelijk leidinggever van de rechtspersoon.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001074-18
datum uitspraak: 28 juni 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 82-243412-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 juni 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
[bedrijf] op 28 juni 2017 in de gemeente Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld en/of heeft nagelaten in strijd met een maatregel, ex artikel 8 onder c van de Wet op de economische delicten, immers heeft verdachte niet binnen de in het vonnis van 27 maart 2017 gestelde termijn van 3 maanden de jaarrekening over het boekjaar 2013 gedeponeerd, zulks terwijl zij, verdachte tot bovenomschreven strafbaar feit (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[bedrijf] op 28 juni 2017 in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een maatregel ex artikel 8 onder c van de Wet op de economische delicten, immers heeft [bedrijf] niet binnen de in het vonnis van 27 maart 2017 gestelde termijn van 3 maanden de jaarrekening over het boekjaar 2013 gedeponeerd, aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 33 van de Wet op de economische delicten begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte aan de gedraging feitelijk leiding heeft gegeven.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het niet deponeren van de jaarrekening uit onmacht was, vanwege diverse omstandigheden.
Op [bedrijf] rustte reeds geruime tijd de verplichting om de jaarrekening over 2013 te deponeren. Bij vonnis van 27 maart 2017 heeft de economische politierechter [bedrijf] de verplichting opgelegd de jaarrekening binnen drie maanden te deponeren. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden waaruit voortvloeit dat het feitelijk onmogelijk was om aan deze verplichting te voldoen. Het hof verwerpt daarom het verweer.
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De economische politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, als feitelijk leidinggever van [bedrijf] niet uiterlijk binnen 13 maanden na afloop van het boekjaar 2013 de jaarrekening van dat boekjaar openbaar gemaakt. Hiervoor is [bedrijf] al eerder veroordeeld en is [bedrijf] een verplichting opgelegd dit alsnog te doen. Ook toen heeft de [bedrijf] daaraan niet voldaan. De verdachte was, als bestuurder van de B.V., degene die hiervoor had moeten zorgdragen. De verplichting heeft een goede reden, want door het publiceren van deze financiële gegevens kunnen derden inzicht krijgen in de vermogenspositie van het bedrijf, wat het handelsverkeer ten goede komt. Door de verplichting die de politierechter aan [bedrijf] heeft opgelegd niet na te komen, heeft de vennootschap, in de persoon van de verdachte, een rechterlijk vonnis genegeerd. Dit rekent het hof de verdachte aan.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, alsmede een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Nu de verdachte tot op heden de jaarrekening over het boekjaar 2013 niet heeft gedeponeerd zal het hof hem met toepassing van artikel 8, aanhef en onder c, van de Wet op de economische delicten, de verplichting opleggen om binnen drie maanden na onherroepelijk worden van het vonnis deze jaarrekeningcijfers alsnog te deponeren ten kantore van het handelsregister dat wordt gehouden door de Kamer van Koophandel.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 51 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1, 2, 6, 8 en 33 van de Wet op de economische delicten.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Legt de veroordeelde, ingevolge artikel 8, aanhef en onder c, van de Wet op de economische delicten, de verplichting op tot het (laten) verrichten van hetgeen wederrechtelijk is nagelaten door een rechtspersoon, waaraan hij feitelijk leiding heeft gegeven, te weten het deponeren van de jaarrekeningcijfers van [bedrijf] over het boekjaar 2013, binnen 3 maanden nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. N.A. Schimmel en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 juni 2019.
[…]