In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek en thans gedetineerd, was beschuldigd van het opzettelijk invoeren van bijna 1300 gram cocaïne op 10 december 2018 te Schiphol. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, maar de verdachte verzocht om een deels voorwaardelijke straf, rekening houdend met haar persoonlijke omstandigheden, waaronder haar zwangerschap en de geboorte van haar dochter in detentie.
Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een ernstig feit, waarbij het gebruik van harddrugs schadelijke gevolgen kan hebben voor de gezondheid van gebruikers en bijdraagt aan de criminaliteit. De verdachte had zich enkel laten leiden door financieel gewin, wat het hof zwaar aanrekende, vooral gezien haar zwangerschap.
Uiteindelijk heeft het hof besloten het vonnis van de politierechter te vernietigen en de verdachte opnieuw te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden. Het hof oordeelde dat een lichtere straf niet recht deed aan de ernst van het bewezen verklaarde feit en dat er geen reden was om af te wijken van de oriëntatiepunten voor straftoemeting.