ECLI:NL:GHAMS:2019:2158

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
26 juni 2019
Zaaknummer
23-003684-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling met toepassing van artikel 9a Sr.

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 17 oktober 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1991 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in P.I. Ter Apel. Hij had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem schuldig had verklaard aan mishandeling zonder oplegging van straf of maatregel. De tenlastelegging betrof een incident op 19 oktober 2017, waarbij de verdachte de aangever zou hebben mishandeld door hem tegen het hoofd te slaan.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 juni 2019 heeft de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak bepleit, stellende dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte opzet had op het toebrengen van pijn of letsel. De aangever had verklaard dat hij de verdachte had verzocht zijn winkel te verlaten, waarna de verdachte hem zonder aanleiding zou hebben geslagen. Het hof heeft de verklaring van de aangever als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en deze werd ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder een proces-verbaal van de politie.

Het hof heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. De verdachte werd schuldig bevonden aan mishandeling, maar het hof besloot geen straf of maatregel op te leggen, mede gezien de eerdere onvoorwaardelijke ISD-maatregel die aan de verdachte was opgelegd. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd. De beslissing werd genomen in het licht van de omstandigheden van de zaak en de strafbaarheid van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003684-18
Datum uitspraak: 26 juni 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-105802-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 oktober 2017 te Amsterdam [benadeelde] heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde] één of meermalen op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen en/of stoten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal wegens proceseconomische redenen worden vernietigd.

Nadere bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van pijn en/of letsel bij de aangever, nu niet duidelijk is of de aangever zelf ook geweld heeft toegepast en enkel de aangever heeft verklaard dat de verdachte uit het niets zou hebben geslagen.
Het hof overweegt als volgt.
De aangever heeft verklaard dat twee personen zijn winkel binnenkwamen. Hij verzocht één van deze personen zijn winkel te verlaten en begeleidde hem met zijn handen naar buiten. De tweede persoon, die op een trapje zat, stond op, bemoeide zich ermee en begon uit het niets de aangever met zijn vuisten te slaan. Er ontstond een worsteling met de aangever, waarna een voorbijganger buiten de tweede persoon in een soort klem zette.
De verklaring van de aangever is consistent en gedetailleerd en er bestaat geen concreet aanknopingspunt om aan de betrouwbaarheid daarvan te twijfelen. Daarbij komt dat deze verklaring op wezenlijke onderdelen wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen, waaronder het proces-verbaal van bevindingen van de politie van 19 oktober 2017, waaruit blijkt dat bij de aangever een verwonding is geconstateerd aan zijn linker voorhoofd en linker jukbeen en dat de verdachte op straat door een man werd vastgehouden.
Gelet op de aangifte en de (overige) te bezigen bewijsmiddelen, die de verklaring van aangever in voldoende mate ondersteunen, acht het hof het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 oktober 2017 te Amsterdam [benadeelde] heeft mishandeld door [benadeelde] tegen het hoofd te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel gelet op het feit dat aan de verdachte bij onherroepelijk vonnis van 30 maart 2018 een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is opgelegd.
Het hof neemt, mede in het licht van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in aanmerking dat aan de verdachte bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag van 30 maart 2018 een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren is opgelegd. Het onderhavige feit is daarvóór gepleegd.
Gelet op het voorgaande en mede gelet op het feit dat het onwenselijk is de verdachte na afronding van het ISD-traject nogmaals te confronteren met een strafrechtelijke sanctie, acht het hof het raadzaam onder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht te bepalen dat aan hem geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. W.M.C. Tilleman en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 juni 2019.
De voorzitter en de oudste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]