ECLI:NL:GHAMS:2019:2158
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling met toepassing van artikel 9a Sr.
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 17 oktober 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1991 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in P.I. Ter Apel. Hij had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem schuldig had verklaard aan mishandeling zonder oplegging van straf of maatregel. De tenlastelegging betrof een incident op 19 oktober 2017, waarbij de verdachte de aangever zou hebben mishandeld door hem tegen het hoofd te slaan.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 juni 2019 heeft de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak bepleit, stellende dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte opzet had op het toebrengen van pijn of letsel. De aangever had verklaard dat hij de verdachte had verzocht zijn winkel te verlaten, waarna de verdachte hem zonder aanleiding zou hebben geslagen. Het hof heeft de verklaring van de aangever als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en deze werd ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder een proces-verbaal van de politie.
Het hof heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. De verdachte werd schuldig bevonden aan mishandeling, maar het hof besloot geen straf of maatregel op te leggen, mede gezien de eerdere onvoorwaardelijke ISD-maatregel die aan de verdachte was opgelegd. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd. De beslissing werd genomen in het licht van de omstandigheden van de zaak en de strafbaarheid van de verdachte.