ECLI:NL:GHAMS:2019:2155

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
26 juni 2019
Zaaknummer
23-001222-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bedrijfsinbraken in Koog aan de Zaan

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 maart 2018. De verdachte, geboren in 1975, was betrokken bij bedrijfsinbraken die plaatsvonden op 25 juni 2015 in een bedrijvencomplex in Koog aan de Zaan. De verdachte heeft samen met een medeverdachte goederen, waaronder een mobiele telefoon en een geldkistje, weggenomen uit het bedrijf. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte zich toegang tot het bedrijf hebben verschaft door middel van braak en dat de weggenomen goederen in hun auto zijn aangetroffen. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 17 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001222-18
Datum uitspraak: 26 juni 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-800271-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 juni 2015 in de gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een bedrijf gevestigd in een bedrijvencomplex aan [straat 1] te Koog aan de Zaan heeft weggenomen een telefoon (I-phone) en/of een gedlbedrag en/of een autosleutel, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
2.
hij op of omstreeks 25 juni 2015 in de gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een bedrijf gevestigd in een bedrijvencomplex aan [straat 1] te Koog aan de Zaan heeft weggenomen een geldkist(je), geheel of ten dele toebehorende aan " [benadeelde 2] " en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en kwalificatie komt.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft hij aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat tussen de verdachte en de [medeverdachte] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het wegnemen van goederen uit de bedrijfspanden.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 25 juni 2015 is tussen 17.15 en 20.25 uur ingebroken in verschillende kantoorruimten in een bedrijvencomplex in Koog aan de Zaan. Daarbij zijn muntgeld, een mobiele telefoon, een autosleutel en een geldkistje weggenomen. De getuige [getuige] hoorde ten tijde van de inbraken een schreeuw en zag daarna twee onbekende mannen in de hal van het bedrijvencomplex staan. Eén van hen droeg een tas en deze zei dat ze net naar yoga waren geweest. [getuige] vroeg hun de tas te laten zien, waarna de man met de tas wegrende. De andere man wist na een worsteling eveneens te ontkomen. Beide mannen reden weg in een personenauto (Opel Corsa) voorzien van het kenteken [kenteken] . Kort na de inbraken zagen verbalisanten dit voertuig rijden op [straat 2] te Amsterdam. In de auto zaten de verdachte en [medeverdachte] . De verdachte bestuurde de auto en negeerde het gegeven stopteken. Even later sprongen de verdachte en [medeverdachte] uit het voertuig en renden zij weg. [medeverdachte] sprong in het water en werd kort daarna aangehouden. De verdachte hield zich in de directe omgeving schuil achter een vuilniscontainer en werd niet veel later aangehouden. Tijdens de insluitingsfouillering werd in de broekzak van de verdachte een kunststof handschoen aangetroffen. In de auto werden de goederen aangetroffen die tijdens de inbraken zijn weggenomen en tevens een schroevendraaier, handschoenen, een handmoker en een breekijzer.
De verdachte heeft erkend dat hij met [medeverdachte] in een bedrijvencomplex is geweest waar zij werden aangesproken door een man. Uiteindelijk heeft hij verklaard dat hij daar naar toe is gegaan omdat hij een toilet zocht om te plassen. Desgevraagd antwoordde de verdachte dat hij niet buiten wilde urineren omdat hij eens is bekeurd wegens wildplassen.
De verdachte heeft vanaf zijn aanhouding tot aan de behandeling in hoger beroep zeer wisselend en tegenstrijdig verklaard over zijn aanwezigheid in het bedrijfspand en zijn vlucht voor de politie.
Uit het voorgaande en de te bezigen bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte samen met de medeverdachte aanwezig was in het bedrijfspand in een tijdsbestek dat de inbraken zijn gepleegd en dat de weggenomen goederen zijn aangetroffen in de auto waarmee zij samen zijn weggereden.
De feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien wijzen erop dat de verdachte samen met de medeverdachte de bedrijfsinbraken heeft gepleegd. De diverse door de verdachte geschetste scenario’s zijn, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ongeloofwaardig en niet aannemelijk geworden.
Uit het dossier volgt niet dat de rol en taakverdeling van de verdachte en [medeverdachte] verschillend zijn geweest. Het hof acht dan ook niet aannemelijk dat en op grond waarvan de verdachte slechts gedragingen zou hebben verricht die als medeplichtigheid moeten worden aangemerkt.
Dit brengt het hof tot de slotsom dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedrijfsinbraken. Het verweer wordt dus verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 juni 2015 in de gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijf gevestigd in een bedrijvencomplex aan [straat 1] te Koog aan de Zaan heeft weggenomen een telefoon (I-phone); een geldbedrag en een autosleutel, toebehorende aan [bedrijf] en/of [benadeelde 1] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op 25 juni 2015 in de gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijf gevestigd in een bedrijvencomplex aan [straat 1] te Koog aan de Zaan heeft weggenomen een geldkistje, toebehorende aan [benadeelde 3] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert telkens op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 17 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in eerste aanleg.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging met een ander door middel van braak en verbreking uit een bedrijvencomplex. Hij heeft hierbij met zijn mededader diverse goederen en een geldbedrag weggenomen. Bedrijfsinbraken brengen naast overlast doorgaans overlast en financiële schade voor de benadeelden mee. Bovendien dragen dit soort feiten bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 juni 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens het plegen van gekwalificeerde vermogensdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekeningen met straffen die doorgaans worden opgelegd voor vergelijkbare strafbare feiten, zoals beschreven in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten vermelden voor een bedrijfsinbraak bij recidive als vertrekpunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 weken. Ten opzichte van die oriëntatiepunten is in dit geval de samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte een strafverzwarende omstandigheid.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder de zorg die hij draagt over zijn kinderen, acht het hof het in dit geval echter niet aangewezen dat de verdachte nu opnieuw in detentie geraakt voor de onderhavige zaak. Het hof ziet daarom aanleiding om in afwijking van de oriëntatiepunten te volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan de duur van het voorarrest en daarnaast aan de verdachte een taakstraf van aanzienlijke duur op te leggen.
Omtrent de gestelde schending van de redelijke termijn overweegt het hof als volgt.
De verdachte is op 26 juni 2015 in verzekering gesteld; toen nam de op de redelijkheid te beoordelen termijn een aanvang. Op 23 maart 2018 heeft de rechtbank vonnis gewezen. De verdachte heeft op 4 april 2018 hoger beroep ingesteld. Op 12 juni 2019 heeft het hof het hoger beroep behandeld en op 26 juni 2019 wijst het hof arrest in de onderhavige zaak.
Het hof stelt op grond hiervan vast dat in eerste aanleg sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn van bijna 9 maanden. Hierdoor is inbreuk gemaakt op het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Gelet op de voortvarende behandeling in hoger beroep zal het hof evenwel volstaan met de enkele constatering van deze schending.
Het hof acht, alles afwegende, een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een navigatieapparaat MIO spirit, 495LM 461113 en
- een decoupeerzaag, kleur: groen, Hitachi 461100 en
- een zaag, Hitachi CJ90VST 4611003
dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien de verdachte heeft verklaard dat deze voorwerpen niet van hem zijn en tot nu toe geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt. De enkele stelling van de verdachte dat deze voorwerpen volgens hem van zijn broer zijn, acht het hof hiertoe onvoldoende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
17 (zeventien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 stk Navigatieapparaat MIO spirit 495LM 461113 en
- 1.00 stk Decoupeerzaag KL: groen, Hitachi 461100 en
- 1.00 stk Zaag, Hitachi CJ90VST 4611003.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. W.M.C. Tilleman en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 juni 2019.
De voorzitter en de oudste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]