ECLI:NL:GHAMS:2019:2120

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
26 juni 2019
Zaaknummer
23-004278-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na twijfel over betrouwbaarheid verklaringen aangeefsters

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van twee aangeefsters op 1 december 2014 te Zaandam. De tenlastelegging omvatte het vastpakken van de eerste aangeefster bij de keel en het slaan van de tweede aangeefster. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 juni 2019 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. De raadsman van de verdachte heeft echter bepleit dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat de verdachte enkel afwerende bewegingen had gemaakt en geen mishandelingen had gepleegd. De verklaringen van de aangeefsters werden door de verdediging als onbetrouwbaar bestempeld, vooral omdat de tweede aangeefster na het incident niet de politie had ingeschakeld maar een vriend. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefsters niet zonder meer betrouwbaar geacht en heeft geconcludeerd dat de lezing van de verdachte niet als onaannemelijk terzijde kon worden gesteld. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan, en heeft de verdachte vrijgesproken. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004278-16
Datum uitspraak: 25 juni 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-269430-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 december 2014 te Zaandam, gemeente Zaanstad een of meerdere perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, - meermalen, althans eenmaal, (met kracht) voornoemde [slachtoffer 1] om/bij de keel en/of nek vastgepakt en/of beetgepakt en/of (vervolgens) (in) de keel en/of nek (dicht)geknepen (gehouden) en/of - meermalen, althans eenmaal, (met kracht) voornoemde [slachtoffer 2] met de (tot vuist gebalde) hand(en) tegen/in/op de borst en/of (elders) op/tegen het lichaam geslagen en/of gestompt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.

Vrijspraak

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken, nu de verdachte slechts afwerende en wegduwende bewegingen heeft gemaakt en zich niet schuldig heeft gemaakt aan mishandelingen. Aangeefster [slachtoffer 1] heeft pas later verklaard pijn te hebben aan haar keel nadat de verdachte haar daar zou hebben vastgegrepen. Het vermeende slaan door de verdachte van aangeefster [slachtoffer 2] ter hoogte van haar borst is door [slachtoffer 1] bevestigd, maar zij kan dit niet hebben gezien. Het enige geweld dat heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en beide aangeefsters is verbaal geweld, aldus de verdachte en zijn de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van het dossier kan de lezing van de verdachte niet als onaannemelijk terzijde worden gesteld en is voor het hof niet komen vast te staan dat de verdachte aangeefster [slachtoffer 1] bij de keel heeft gegrepen of aangeefster [slachtoffer 2] heeft geslagen. Het hof acht de verklaringen van de aangeefsters niet zonder meer betrouwbaar, waarbij van belang is dat [slachtoffer 2] na het incident niet (bijvoorbeeld) de politie heeft gebeld maar een vriend heeft ingeschakeld die onmiddellijk ter plaatse kwam en de verdachte fors heeft toegetakeld. Hiervan hebben de aangeefsters in hun verklaringen geen melding gemaakt, hetgeen het hof doet twijfelen aan de juistheid van hun verklaringen omtrent hetgeen daaraan voorafgaand is voorgevallen op 1 december 2014.
Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de hij hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R.D. van Heffen en mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 juni 2019.
mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]