ECLI:NL:GHAMS:2019:2083

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
19 juni 2019
Zaaknummer
200.250.231/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding met betrekking tot onroerend goed en schulden

In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen de man en de vrouw na hun echtscheiding. Het huwelijk van partijen, dat in 1983 in Benin is gesloten, is op 24 december 2018 ontbonden. De man heeft de Nederlandse nationaliteit, terwijl de vrouw zowel de Nederlandse als de Beninse nationaliteit heeft. De man heeft op 22 november 2018 hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn verzoek tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap was afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 april 2019 was de vrouw, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen.

Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking en de door de man ingediende grieven. De man heeft vier grieven geformuleerd, waarbij hij onder andere verzoekt om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen. Het hof oordeelt dat de man voldoende heeft onderbouwd welke goederen en schulden tot de gemeenschap behoren, en dat er aanleiding is om tot een verdeling over te gaan. De man heeft onder andere de voormalig echtelijke woning, een woning in Benin, inboedelgoederen, en verschillende schulden in het geding gebracht.

Het hof heeft bepaald dat de overwaarde van de voormalig echtelijke woning gelijkelijk tussen partijen wordt verdeeld, en dat de woning in Benin aan de vrouw wordt toegedeeld onder de verplichting om een bedrag aan de man te betalen. Ook zijn de inboedelgoederen en de voertuigen verdeeld, waarbij de man en de vrouw ieder een deel van de waarde aan de ander moeten betalen. De schulden zijn eveneens gelijkelijk verdeeld. De beslissing van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de nieuwe beschikking is op 18 juni 2019 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.250.231/01
zaaknummer rechtbank: C/13/631686 / FA RK 17-4400
beschikking van de meervoudige kamer van 18 juni 2019 inzake
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M.A. Stammes te Amsterdam,
en
[de vrouw] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J. du Bois te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2018 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 22 november 2018 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 22 augustus 2018.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 25 april 2019 plaatsgevonden. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
De vrouw en haar advocaat zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen, de advocaat van de vrouw met afbericht.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Partijen zijn [in] 1983 gehuwd te […] , Benin. De man heeft de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Nederlandse en de Beninse nationaliteit. Het huwelijk van partijen is op 24 december 2018 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
3.3
Tussen partijen is niet in geschil dat zij in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De huwelijksgoederengemeenschap is op 3 juli 2017 ontbonden door indiening van het verzoek tot echtscheiding.
3.4
De man heeft op 4 juli 2018 maritaal beslag laten leggen onder de notaris voor wie het transport van de echtelijke woning heeft plaatsgevonden, op alle vorderingen die de vrouw op de notaris heeft, alsmede op de roerende zaken van de vrouw die de notaris onder zich heeft.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is op verzoek van de man de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De man heeft in eerste aanleg tevens een verzoek ingediend met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Dit verzoek heeft hij gewijzigd bij brief van 8 juni 2018. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en daartoe overwogen dat zij niet in de gelegenheid is geweest de volledige omvang van de boedel te bepalen en dat ten aanzien van de verschillende schulden onvoldoende duidelijk is geworden wat de hoogte daarvan was per de peildatum. De rechtbank heeft weergegeven op welke punten partijen overeenstemming hebben bereikt. In de bestreden beschikking is geen melding gemaakt van het gewijzigde verzoek.
4.2
De man verzoekt in hoger beroep zijn verzoeken, gedaan in eerste aanleg, alsnog toe te wijzen en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen conform de nummers 44 tot en met 56 van zijn beroepsschrift.
De vrouw heeft in hoger beroep geen verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
De man heeft vier grieven geformuleerd tegen de bestreden beschikking. De grieven één tot en met drie, die zien op de beslissing van de rechtbank om (de wijze van) de verdeling van de gemeenschap van goederen niet vast te stellen, lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2
Het hof is van oordeel dat de man voldoende heeft onderbouwd welke goederen en schulden tot de gemeenschap van goederen behoren, zodat tot een verdeling kan worden overgegaan. In zoverre slagen de grieven 2 en 3.
5.3
Volgens de man bestond de gemeenschap op de peildatum van 3 juli 2017 uit de volgende bestanddelen:
- de woning aan de [adres] te [plaats] (de voormalig echtelijke woning);
- de woning te Benin;
- de inboedelgoederen;
- de Peugeot 404;
- de Toyota te Benin;
- aandelen lampenonderneming Benin;
- diverse bankrekeningen.
De gemeenschap omvatte op de peildatum de volgende schulden:
- de op de woning te [plaats] rustende hypothecaire geldlening;
- een schuld aan de consul van Benin van € 8.800,-;
- een schuld aan Avero;
- een flexibel krediet bij de ING.
Het hof zal de verschillende vermogensbestanddelen afzonderlijk behandelen.
Voormalig echtelijke woning te [plaats]
5.4
De voormalig echtelijke woning te [plaats] is op 4 juli 2018 aan een derde geleverd voor een verkoopbedrag van € 180.007,-. De hypothecaire lening ad € 73.522,20 is uit genoemde opbrengst afgelost.
Na aftrek van alle overige kosten resteert, overeenkomstig de door de man overgelegde afrekening van de notaris, een overwaarde van € 95.459,77.
Het hof zal bepalen dat aan ieder van partijen de helft van de overwaarde toekomt, derhalve een bedrag van € 47.729,88.
Woning te Benin
5.5
De woning te Benin is in opdracht van de man getaxeerd. De taxateur heeft de woning gewaardeerd op een bedrag van 44.861.000,- Francs CFA. Volgens de man komt dit neer op een bedrag van ongeveer € 67.000,-. Hij heeft verzocht de woning toe te delen aan de vrouw onder de verplichting een bedrag van € 33.500,- aan hem te betalen. Het hof zal de woning, conform het verzoek van de man, toedelen aan de vrouw, gelet op de – onbetwiste – stelling van de man dat zij de woning sinds maart 2018 bewoont, onder de verplichting een bedrag van € 33.500,- aan de man te betalen.
Inboedelgoederen
5.6
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in eerste aanleg zijn partijen overeengekomen dat de inboedelgoederen van zowel de woning in [plaats] als de woning in Benin, worden toegedeeld aan de vrouw, met uitzondering van het theekastje en de linnenkast, die aan de man worden toegedeeld. In verband met deze verdeling moet de vrouw een bedrag van € 500,- aan de man betalen.
Toyota te Benin
5.7
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in eerste aanleg zijn partijen overeengekomen dat de Toyota die partijen in Benin gebruiken, moet worden verkocht indien de vrouw deze niet wenst over te nemen. De vrouw heeft zich over het al dan niet overnemen van de Toyota niet meer uitgelaten. De man heeft verzocht de auto toe te delen aan de vrouw, omdat zij tot op heden van de auto gebruik maakt. Hoewel partijen hadden afgesproken de auto te laten taxeren, heeft de vrouw daaraan niet meegewerkt, aldus de man. Hij stelt de waarde op € 7.000,- en baseert zich daarbij op de waarde van een vergelijkbare auto.
Het hof is van oordeel dat de man de waarde van de auto voldoende heeft onderbouwd. Gelet op de omstandigheid dat – naar de man onbetwist heeft gesteld – de vrouw de auto gebruikt, zal het hof de auto aan de vrouw toedelen, onder de verplichting de man de helft van de waarde, derhalve € 3.500,- te betalen.
Peugeot 404
5.8
De man heeft ter zitting in hoger beroep erkend dat tot de gemeenschap van goederen ook een Peugeot 404 behoort. Hij wenst deze toegedeeld te krijgen. In eerste aanleg heeft de man een taxatierapport overgelegd waaruit een waarde van € 2.000,- blijkt. Hoewel de vrouw in eerste aanleg deze waarde heeft betwist, heeft zij haar betwisting – in het licht van het overgelegde taxatierapport – onvoldoende onderbouwd. Het hof zal de Peugeot daarom toedelen aan de man tegen een waarde van € 2.000,-, onder de verplichting de helft van de waarde, € 1.000,-, aan de vrouw te betalen.
Aandelen lampenonderneming Benin
5.9
In eerste aanleg heeft de man gesteld dat sprake is van een “lampenonderneming”, die wordt gedreven in de vorm van een Societé Anonyme (SA) en dat de vrouw eigenaar is van de aandelen van deze SA. De vrouw heeft erkend dat sprake is van een bedrijfje dat lampen verkoopt. Ter zitting in eerste aanleg hebben partijen afgesproken dat de man, wanneer hij in Benin was, zou kijken of hij stukken van het bedrijf zou kunnen vinden. Bij brief van 31 augustus 2018, overgelegd in eerste aanleg, heeft de man de rechtbank bericht dat hij de woning in Benin niet kon betreden en daarom geen stukken heeft kunnen bemachtigen.
De man stelt thans voor dat de aandelen van de SA worden toegedeeld aan de vrouw. De waarde stelt hij op nihil.
Aangezien beide partijen in eerste aanleg hebben gesteld dat sprake is van een “lampenonderneming” in Benin en de vrouw niet, althans onvoldoende heeft betwist dat deze onderneming wordt gedreven in de vorm van een SA, gaat het hof uit van de juistheid van deze informatie. Het hof zal de aandelen toedelen aan de vrouw. Nu de man de waarde van deze aandelen op nihil stelt en deze stelling onbetwist is gebleven, gaat het hof hiervan uit, zodat de vrouw geen bedrag verschuldigd is aan de man.
De eerste grief van de man slaagt.
Bankrekeningen
5.1
De man heeft onbetwist gesteld dat de bankrekeningen reeds zijn verdeeld, zodat het hof op dit punt niet hoeft te beslissen.
Schuld aan consul Benin
5.11
De man stelt dat partijen een schuld aan de consul van Benin hebben van € 8.800,-. Ter onderbouwing heeft hij een brief van de honorair consul van Benin, [X] , van 19 november 2018 overgelegd met het onderwerp “Aansprakelijkheidsstelling”.
Ter zitting in hoger beroep heeft de man uitgelegd dat via sponsoractiviteiten in Nederland een bedrag van circa € 15.000,- was opgehaald voor de bouw van een school in Benin. Een deel van dit bedrag is daadwerkelijk besteed aan de school, maar een ander gedeelte hebben partijen “verbruikt”. Het bedrag van € 8.800,- ziet op de kosten die nu nog voor de bouw van de school moeten worden gemaakt.
De vrouw heeft het bestaan van de schuld noch de hoogte ervan betwist. Het hof zal bepalen dat ieder van partijen draagplichtig is voor de helft van de schuld.
Schuld aan Avero
5.12
Partijen hebben een schuld aan Avero, die op 11 mei 2017 € 5.157,51 bedroeg en op 1 februari 2018 € 5.232,44. De man heeft zich bereid verklaard de schuld in te lossen onder verrekening van de helft van de schuld met de overwaarde van de voormalig echtelijke woning waarop de vrouw aanspraak kan maken en daarbij uit te gaan van de hoogte van de schuld per 11 mei 2017.
Het voorstel van de man komt neer op een toedeling van deze schuld aan de man. Schulden kunnen echter niet worden verdeeld. Het hof zal bepalen dat ieder van partijen draagplichtig is voor de helft van de schuld.
Doorlopend krediet bij de ING
5.13
Partijen hebben een doorlopend krediet afgesloten bij de ING. Op 26 april 2017 bedroeg de restschuld € 30.349,04, op 2 februari 2018 € 33.152,16. Hoewel de man zich ook wat betreft deze schuld bereid heeft verklaard voor aflossing zorg te dragen onder verrekening van de schuld met de overwaarde van de woning waarop de vrouw aanspraak kan maken en daarbij uit te gaan van de hoogte van de schuld per 26 april 2017, zal het hof bepalen dat ieder van partijen draagplichtig is voor de helft van de schuld, gelet op hetgeen het hof heeft overwogen onder “schuld aan Avero”.
Wat betreft de schulden overweegt het hof dat voor zover één van partijen meer dan zijn of haar deel betaalt, hij/zij voor het meerdere een regresrecht op de ander heeft.
Proceskostenveroordeling kort gedingvonnis
5.14
De vrouw is door de voorzieningenrechter bij vonnis van 1 juni 2018 veroordeeld tot betaling van de kosten van die procedure aan de man. Door de deurwaarder is op 5 juni 2018 een exploot met bevel van betaling van € 1.150,60 betekend. De man verzoekt te bepalen dat deze schuld van de vrouw aan de man, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, wordt verrekend met het deel van de overwaarde van de voormalig echtelijke woning waarop de vrouw aanspraak kan maken.
Het hof zal dit verzoek afwijzen. De onderhavige procedure heeft betrekking op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De schuld van de vrouw aan de man ter zake de proceskostenveroordeling maakt hiervan geen deel uit.
Proceskosten onderhavige procedure
5.15
De vierde grief van de man ziet op de afwijzing door de rechtbank van het verzoek van de man om de vrouw in de kosten van het geding, inclusief de kosten voor het leggen van maritaal beslag en de nakosten, te veroordelen.
Het hof ziet in de aard van het geding aanleiding de kosten van de onderhavige procedure, waaronder de kosten in eerste aanleg, te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. Het verzoek van de man de vrouw te veroordelen in de kosten van het onderhavige geding, inclusief de kosten voor het maritaal beslag en de nakosten, zal dan ook worden afgewezen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2018 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat aan ieder van partijen de helft van de overwaarde van de voormalig echtelijke woning aan de [adres] te [plaats] zal toekomen, zijnde een bedrag van € 47.729,88;
bepaalt dat de woning te Benin zal worden toegedeeld aan de vrouw onder de verplichting de helft van de waarde, zijnde een bedrag van € 33.500,-, aan de man te betalen;
bepaalt dat de aandelen in de SA waarin partijen een lampenonderneming te Benin hebben gedreven, zullen worden toegedeeld aan de vrouw;
deelt de inboedelgoederen van de voormalig echtelijke woning, met uitzondering van het theekastje en de linnenkast, en de inboedelgoederen van de woning te Benin toe aan de vrouw, onder de verplichting de helft van de waarde, zijnde een bedrag van € 500,-, aan de man te betalen;
deelt het theekastje en de linnenkast toe aan de man;
deelt de auto te Benin, een Toyota, toe aan de vrouw onder de verplichting de helft van de waarde, zijnde een bedrag van € 3.500,-, aan de man te betalen;
deelt de auto te Nederland, een Peugeot 404, toe aan de man onder de verplichting de helft van de waarde, zijnde een bedrag van € 1.000,-, aan de vrouw te betalen;
bepaalt dat ieder van partijen voor de helft draagplichtig is voor de schuld aan het consultaat van de republiek Benin, de schuld bij Avero en de schuld uit hoofde van het doorlopend krediet bij de ING;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Schenkeveld, mr. H.A. van den Berg en mr. M.T. Hoogland, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Kraan als griffier en is op 18 juni 2019 in het openbaar door de voorzitter uitgesproken.