ECLI:NL:GHAMS:2019:2083
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding met betrekking tot onroerend goed en schulden
In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen de man en de vrouw na hun echtscheiding. Het huwelijk van partijen, dat in 1983 in Benin is gesloten, is op 24 december 2018 ontbonden. De man heeft de Nederlandse nationaliteit, terwijl de vrouw zowel de Nederlandse als de Beninse nationaliteit heeft. De man heeft op 22 november 2018 hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn verzoek tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap was afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 april 2019 was de vrouw, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen.
Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking en de door de man ingediende grieven. De man heeft vier grieven geformuleerd, waarbij hij onder andere verzoekt om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen. Het hof oordeelt dat de man voldoende heeft onderbouwd welke goederen en schulden tot de gemeenschap behoren, en dat er aanleiding is om tot een verdeling over te gaan. De man heeft onder andere de voormalig echtelijke woning, een woning in Benin, inboedelgoederen, en verschillende schulden in het geding gebracht.
Het hof heeft bepaald dat de overwaarde van de voormalig echtelijke woning gelijkelijk tussen partijen wordt verdeeld, en dat de woning in Benin aan de vrouw wordt toegedeeld onder de verplichting om een bedrag aan de man te betalen. Ook zijn de inboedelgoederen en de voertuigen verdeeld, waarbij de man en de vrouw ieder een deel van de waarde aan de ander moeten betalen. De schulden zijn eveneens gelijkelijk verdeeld. De beslissing van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de nieuwe beschikking is op 18 juni 2019 uitgesproken.