ECLI:NL:GHAMS:2019:2072
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrecht en ontvankelijkheid in hoger beroep met betrekking tot lening en hypotheekverrekening
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep in een geschil tussen een man en een vrouw over de financiële afwikkeling van hun relatie en de daarbij behorende vermogensrechtelijke kwesties. De man is in hoger beroep gekomen van eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Holland, waarin onder andere is geoordeeld dat de vrouw een lening aan de man heeft verstrekt van € 49.445,- en dat de waarde van de echtelijke woning op € 665.000,- moet worden vastgesteld. De man betwist deze oordelen en stelt dat het om schenkingen gaat, terwijl de vrouw stelt dat de man niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep omdat hij dit niet tijdig heeft ingeschreven in de registers.
Het hof heeft overwogen dat de man ontvankelijk is in zijn hoger beroep, ondanks het niet inschrijven, omdat de betrouwbaarheid van de openbare registers niet in het geding is. Het hof heeft de grieven van de man, die zich verzetten tegen de kwalificatie van de betalingen als lening, gegrond verklaard. Het hof oordeelt dat de vrouw niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de betalingen aan de man als lening moeten worden gekwalificeerd. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat de vrouw recht heeft op verrekening van de lening met de door haar aan de man te betalen bedragen.
Daarnaast heeft het hof de waarde van de woning bevestigd op € 665.000,- en geoordeeld dat de vrouw een bedrag van € 97.354,- aan de man moet betalen, verminderd met reeds betaalde bedragen. De proceskosten worden gecompenseerd, en de vordering van de vrouw om de man in alle kosten van rechtsbijstand te veroordelen, wordt afgewezen. Het arrest is uitgesproken op 18 juni 2019.