ECLI:NL:GHAMS:2019:2058

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
19 juni 2019
Zaaknummer
200.251.632/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht ontslag op bedrijfseconomische gronden met onzorgvuldige behandeling van werknemer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontslag van een werknemer bij Zoom.in B.V. De werknemer, die sinds 2006 als hoofdredacteur werkzaam was, werd op non-actief gesteld na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst op bedrijfseconomische gronden. De werknemer had in hoger beroep zeven grieven ingediend, waaronder de vraag of er sprake was van een bedrijfseconomische noodzaak voor het ontslag en of er herplaatsingsmogelijkheden waren. Het hof oordeelde dat Zoom.in voldoende aannemelijk had gemaakt dat er een bedrijfseconomische noodzaak was voor het beëindigen van de functie van de werknemer, gezien de financiële verliezen van de organisatie. Het hof concludeerde dat er geen passende herplaatsingsmogelijkheden waren en dat de werkgever niet ernstig verwijtbaar had gehandeld, ondanks de onzorgvuldige wijze waarop de werknemer op non-actief was gesteld. De grieven van de werknemer werden afgewezen, en de bestreden beschikking van de kantonrechter werd bekrachtigd. De werknemer werd in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.251.632/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 7053803 EA VERZ 18-578
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 juni 2019
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. A.W. Brantjes te Amsterdam,
tegen
ZOOM.IN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.H. Stam te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Zoom.in genoemd.
[appellant] is bij beroepschrift met bijlagen, ontvangen ter griffie van het hof op
20 december 2018, onder aanvoering van zeven grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) onder bovengenoemd zaaknummer op 20 september 2018 heeft gegeven. Het beroepschrift strekt, zakelijk weergegeven, ertoe dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad,
primairZoom.in zal veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen met terugwerkende kracht vanaf 31 juli 2018, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, onder toekenning van een voorziening omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst, op straffe van verbeurte van een dwangsom indien Zoom.in daarmee in gebreke blijft;
subsidiairZoom.in zal veroordelen tot betaling aan [appellant] van een billijke vergoeding van € 217.043,68 bruto dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, met de wettelijke rente hierover vanaf het moment van opeisbaarheid;
primair en subsidiairZoom.in zal veroordelen tot betaling aan [appellant] van een schadevergoeding van € 15.000,- netto voor advocaatkosten inclusief btw, dan wel een door het hof te bepalen bedrag, alsmede Zoom.in in de proceskosten in beide instanties, met wettelijke rente en nakosten.
Op 15 februari 2019 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep van Zoom.in ingekomen, ertoe strekkende de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, met veroordeling van Zoom.in in de proceskosten in hoger beroep.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 29 maart 2019. Bij die gelegenheid hebben mrs. Brantjes voornoemd en P.A.M. Neijtzell de Wilde, namens [appellant] , en mr. Stam voornoemd, namens Zoom.in het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde aantekeningen. [appellant] heeft zijn primaire verzoek (herstel van de arbeidsovereenkomst) ingetrokken. [appellant] was verschenen. Namens Zoom.in waren aanwezig mr. N.D. Lede, bedrijfsjuriste en [A] , director operations. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord.
Vervolgens is uitspraak is bepaald.

2.Feiten

2.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 1.1 tot en met 1.6 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. In deze zaak gaat het om het volgende.
2.2
Zoom.in is een organisatie die zich bezighoudt met het produceren, distribueren
en exploiteren van multimediale nieuws- en informatievoorziening door middel
van het leveren van content aan publishers in de vorm van onlinevideo’s en online magazines. Zij is onderdeel van Zoom.in Group B.V. en onderdeel van een internationale groep van ondernemingen. Zoom.in heeft een aantal desks en afdelingen in binnen- en buitenland voor onder andere Italië, Spanje, Zuid Amerika, China en Duitsland. Desks voor België en de VS zijn onlangs gesloten.
2.3
[appellant] , geboren [in] 1961, is op 6 februari 2006 bij Zoom.in in
dienst getreden en was laatstelijk werkzaam in de functie van hoofdredacteur van de Dutch desk tegen een salaris van € 3.210,- bruto exclusief vakantiegeld en emolumenten per maand bij een 32-urige werkweek.
2.4
Bij brief van 8 februari 2018 heeft Zoom.in [appellant] bericht dat de functie van
[appellant] zou komen te vervallen vanwege het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten van de Dutch desk. Zij heeft op 19 februari 2018 een aanvraag ontslagvergunning ingediend bij het UWV op grond van bedrijfseconomische redenen.
2.5
Nadat [appellant] verweer had gevoerd in de ontslagprocedure, heeft het UWV
bij beslissing van 23 mei 2018 toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [appellant] uiterlijk 20 juni 2018 op te zeggen. Daartoe heeft het UWV onder meer het volgende overwogen: “(...):
Beoordeling
U baseert uw aanvraag op bedrijfseconomische redenen, te weten slechte of slechter
wordende financiële situatie en organisatorische en/of technologische veranderingen.
Vervallen van arbeidsplaatsen
Wij beoordelen of het aannemelijk is dat structureel een of meer arbeidsplaatsen vervallen door maatregelen die om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering. U moet uw onderneming zo kunnen inrichten dat het voortbestaan daarvan ook op langere termijn is verzekerd. Wij toetsen deze beslissingen met een zekere mate van terughoudendheid. Wel beoordelen wij of u zich kunt verantwoorden voor uw beslissingen. Uit de geconsolideerde cijfers over 2016 van Zoom.in Group B.V. blijkt dat in 2016 een verlies na belastingen werd geleden van € 3.125.133,-, een forse toename van verlies ten opzichte van 2015 (-/- € 1.289.972). Er is verder sprake van een fors negatief werkkapitaal. Uit de maandoverzichten van de resultaten van de groep over de jaren 2016, 2017 en de eerste twee maanden 2018 blijkt dat ook in 2017 en 2018 verlies is geleden. In de door u overgelegde prognose van de resultaten van uw onderneming over 26 weken in 2018 blijkt dat bij ongewijzigd beleid een verlies (...) zal worden geleden van ruim 1.8 miljoen Euro. Met betrekking tot de Dutch desk/Benelux heeft u een resultatenoverzicht over 2016, 2017 en de eerste twee maanden 2018 ingebracht. Dit overzicht laat enerzijds een dalende omzet zien en anderzijds een forse toename van verlies (als EBITDA). Was de EBITDA in 2016 € 132.339,-, in 2017 was deze -/-
€ 249.696,-. In de eerste twee maanden is de EBITDA gemiddeld € 37.000,- negatief.
Bovenstaande cijfers laten zien dat sprake is van een structureel verlieslatende
bedrijfsvoering, zowel op concernniveau als op ondernemingsniveau. U geeft aan dat de slechte resultaten aanleiding zijn geweest om op concern niveau verlieslatende afdelingen en kantoren te sluiten. Wij zijn van mening dat aannemelijk is gemaakt dat het ook binnen uw onderneming nodig is de bedrijfskosten te verlagen. Een maatregel die u noemt, is het niet verlengen van een groot aantal tijdelijke contracten. Uit uw resultatenprognose over 26 weken blijkt dat dit een besparing op loonkosten betekent van (ruim) € 400.000,-. Een andere maatregel is het bezuinigen op freelancers tot een bedrag van circa € 297.000,-. Daarnaast heeft u besloten tot de sluiting van de Dutch desk/Benelux, waardoor alle acht arbeidsplaatsen komen te vervallen, waaronder de arbeidsplaats van werknemer. Uit de overgelegde prognose over 26 weken blijkt dat deze maatregelen leiden tot een beperking van het verlies tot circa een miljoen. Sluiting van de Dutch desk/Benelux vinden wij een begrijpelijke maatregel, gelet
op de dalende omzetten en de toename van het verlies. Het Nederlandstalig gebied is volgens u een krimpmarkt en u wilt nog slechts investeren in groeimarkten, zoals de Engelstalige en Spaanstalige markt.
Wij vinden daarom dat u aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bedrijfseconomische redenen waardoor het noodzakelijk is dat een of meer arbeidsplaatsen, waaronder de arbeidsplaats van werknemer, structureel komen te vervallen.
Werknemer voert ten aanzien van het bedrijfseconomisch motief als verweer onder meer aan dat geen cijfers over de laatste drie boekjaren zijn overgelegd. Dit louter formele verweer faalt. Hier is de situatie dat geconsolideerde cijfers worden opgemaakt en dat de jaarrekening betrekking heeft op de gehele groep. De laatste jaarrekening is die van 2016. Als acceptabel alternatief heeft u maandoverzichten van de resultaten van de groep over 2016, 2017 en 2018 ingebracht, waaruit duidelijk blijkt van een verlieslatende bedrijfsvoering. Hier is met name van belang om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de omzet, kosten en resultaten van de Dutch desk. Het door u overgelegde Profit & Loss Benelux 2016, 2017 en 2018 geeft voldoende informatie. Aan de stelling van werknemer dat de juistheid van dit stuk niet te
controleren is, omdat dit niet op briefpapier van de accountant staat, gaan wij voorbij. Uw financiële afdeling is zeer wel in staat om deze cijfers te produceren en u heeft bij het indienen van ontslagaanvraag getekend voor het feit dat gegevens naar waarheid zijn toegevoegd. Wij dienen dan ook uit te gaan van de betrouwbaarheid van deze cijfers. De ingebrachte prognose is, anders dan werknemer stelt, zeer gedetailleerd en duidelijk. (…)
Ontslagvolgorde
Bij onze beoordeling of u de juiste ontslagvolgorde heeft vastgesteld, toetsen wij
achtereenvolgens of sprake is van een onderneming of bedrijfsvestigingen, de peildatum, de categorie uitwisselbare functies, het beëindigen van andere arbeidsrelaties en het afspiegelingsbeginsel.
Onderneming/bedrijfsvestiging
Het personeelsbestand van de onderneming is de basis om te bepalen welke werknemers voor ontslag in aanmerking komen. Als de onderneming bestaat uit bedrijfsvestigingen, dan is bepalend het personeelsbestand van de bedrijfsvestiging waar de arbeidsplaatsen vervallen. Een bedrijfsvestiging is een onderdeel van de onderneming dat in de maatschappij als zelfstandige eenheid te herkennen is en een interne zelfstandige bedrijfsvoering heeft. Hier staat vast dat uw onderneming slechts een bedrijfsvestiging heeft. Het is dan ook juist dat u het personeelsbestand van de onderneming aanmerkt als basis voor de bepaling welke werknemers voor ontslag in aanmerking komen.
Peildatum
Bij de toepassing van het afspiegelingsbeginsel gaat het om het personeelsbestand op de peildatum. Dit is het moment waarop u de aanvraag indient of een eerder objectief vast te stellen moment. U hanteert het moment van indienen van de aanvraag, zijnde 19 februari 2018, en daarmee een correcte peildatum.
Categorie uitwisselbare functies
Wij beoordelen de ontslagvolgorde per categorie uitwisselbare functies, waartoe de functie van werknemer behoort. Uitwisselbare functies zijn functies die naar inhoud, vereiste kennis, vaardigheden, competenties en aard (tijdelijk of structureel) vergelijkbaar en naar niveau en beloning gelijkwaardig zijn. Afspiegeling is niet aan de orde als alle arbeidsplaatsen in een categorie uitwisselbare functies vervallen of als een unieke functie vervalt. Een unieke functie is een functie die niet uitwisselbaar is met een andere functie en die door één werknemer wordt vervuld. Hier is evident dat de functie van werknemer een unieke functie is. Werknemer heeft dit erkend.
(…)
Herplaatsing
Wij beoordelen of het aannemelijk is dat werknemer niet binnen de onderneming of groep kan worden herplaatst in een andere passende functie, al dan niet met behulp van scholing. Een functie is passend als deze aansluit bij de opleiding, ervaring en capaciteiten van de werknemer. De periode waarin u inspanningen moet verrichten om werknemer te herplaatsen start op het moment dat u weet dat de arbeidsplaats van werknemer komt te vervallen. Bij de herplaatsing worden betrokken de aanwezige en de binnen de redelijke termijn te verwachten vacatures en arbeidsplaatsen die worden bezet door zogenoemde plaatsmakers. De redelijke termijn start op de datum van onze beslissing op de aanvraag. Een plaatsmaker is: een uitzendkracht, een gedetacheerde, een oproepkracht met een nulurencontract, een werknemer met de AOW-gerechtigde leeftijd, een tijdelijke werknemer van wie de arbeidsovereenkomst binnen de redelijke termijn eindigt of een zelfstandige (met uitzondering van een echte zelfstandige van wie de werkzaamheden, vanwege een doelmatige bedrijfsvoering, niet door een werknemer kunnen worden verricht). Vacatures en arbeidsplaatsen die niet van structurele aard zijn blijven buiten beschouwing. Het gaat daarbij om de opvang van pieken in het werkaanbod of vervanging tijdens ziekte of vakantie voor niet langer dan 26 weken. Voor werknemer is de redelijke termijn drie maanden, omdat dit de door werkgever in acht te nemen wettelijke opzegtermijn is. U heeft aangegeven dat er geen passende vacatures zijn en deze evenmin worden verwacht. Ook zijn er geen arbeidsplaatsen die worden bezet door zogenoemde plaatsmakers. Herplaatsing binnen de onderneming of groep binnen redelijke termijn is volgens u niet mogelijk. In een vacature overzicht noemt u de vacatures ‘Publisher Manager’ en ‘Finance
Manager’ die u niet passend noemt. Werknemer wijst op ‘mogelijkheden en kansen’ binnen Sourcing, een groep medewerkers die videoverhalen zoeken en uitzetten bij freelancers in diverse landen. Dit zijn volgens u de VJ coördinators, die onderdeel van een bepaalde desk (taal- en cultuurgebied) zijn. Deze functie is volgens u niet passend voor werknemer, omdat niet wordt voldaan aan de taaleis (native speaker) en werknemer niet beschikt over voldoende kennis van de betreffende cultuur, terwijl evenmin wordt beschikt over een internationaal netwerk van VJ’s en filmmakers. De
functie VJ coördinator van de Dutch desk komt te vervallen. Daarboven noemt u nog een salarisverschil als argument dat de functie voor werknemer niet passend is (€ 2.500,- bruto tegenover € 3.900,0 bruto). In zijn tweede verweer vertaalt werknemer de eerder genoemde ‘mogelijkheden en kansen’ concreet in een rol als begeleider of aanspreekpunt voor de groep VJ coördinatoren. Zo zijn er in het Nederlandstalig gebied talloze verhalen te vinden die ook interessant zijn voor andere landen (desks), aldus werknemer. Uit hetgeen werknemer en u op dit punt naar voren hebben gebracht, blijkt niet dat er sprake is van enige concrete vacature in de functie VJ coördinator of sourcer. Voorwaarde voor herplaatsing is echter dat een concrete vacature bestaat die als passend door een werknemer kan worden ingevuld. Werknemer stelt evenmin dat de functie VJ coördinator passend voor hem is en hij betwist niet de door u genoemde drie functie-eisen (taal, cultuur en internationaal netwerk). Wij concluderen dan ook dat herplaatsing van werknemer als VJ
coördinator binnen redelijke termijn niet mogelijk is. Werknemer pleit er voor om voor hem een functie te creëren, een rol als begeleider of aanspreekpunt van VJ coördinatoren. Daarmee gaat werknemer feitelijk op de stoel van de werkgever zitten, die immers het functiehuis en de formatie binnen zijn onderneming bepaalt. In het kader van herplaatsing kan niet van een werkgever worden verlangd om een functie te
creëren bij gebreke van andere passende vacatures. Werknemer noemt tot slot eenzelfde rol als begeleider bij ‘Magazines’. Ook hier geldt dat geen sprake is van een vacature.
Gelet op het bovenstaande kunnen wij slechts concluderen dat aannemelijk is dat binnen de redelijke termijn herplaatsing van werknemer in een passende functie, al dan niet met behulp van scholing, niet mogelijk is.
(...)”.
2.6
Zoom.in heeft de arbeidsovereenkomst met [appellant] bij brief van 7 juni 2018
opgezegd tegen 31 juli 2018.
2.7
Een gesprek op 5 juli 2018 waarbij onder meer [appellant] en zijn gemachtigde,
alsmede de nieuwe CEO [B] en [A] van Zoom.in aanwezig waren en waarbij de gemoederen hoog zijn opgelopen, is voortijdig beëindigd. [appellant] is vervolgens (met de aanzegging dat de hulp van de politie zou worden ingeroepen als hij dat niet zou doen) te verstaan gegeven dat hij het bedrijfspand vanZoom.in per direct diende te verlaten, aan welk verzoek hij gehoor heeft gegeven. Hierna is [appellant] niet meer in het bedrijfspand van Zoom.in geweest.

3.Beoordeling

3.1
[appellant] heeft, samengevat weergegeven en voor zover in hoger beroep nog relevant, in eerste aanleg verzocht primair om Zoom.in te veroordelen de per 31 juli 2018 opgezegde arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht tot 31 juli 2018 te herstellen en, het achterstallig salaris te betalen, subsidiair Zoom.in te veroordelen een billijke vergoeding te betalen van € 217.043,68 bruto dan wel een ander bedrag, voor recht te verklaren dat Zoom.in de transitievergoeding van € 28.080,- bruto verschuldigd is en geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst of dit te vernietigen dan wel in looptijd te beperken, de betalingen te vermeerderen met wettelijke rente en in alle gevallen Zoom.in te veroordelen in de proceskosten en tot betaling van € 15.000,- netto aan gemaakte advocaatkosten.
3.2
Zoom.in heeft verweer gevoerd, gesteld dat zij [appellant] niet aan het concurrentiebeding zou houden en geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken van [appellant] .
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter geoordeeld, samengevat, dat de opzegging door Zoom.in niet in strijd met artikel 7:669 lid 3 BW heeft plaatsgevonden en dat Zoom.in niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten te handelen. De verzoeken van [appellant] zijn afgewezen met uitzondering van de gevorderde verklaring voor recht dat Zoom.in de transitievergoeding van € 28.080,- bruto verschuldigd is. De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat er voor Zoom.in een bedrijfseconomische noodzaak bestond om de arbeidsplaats van [appellant] te laten vervallen, dat Zoom.in haar herplaatsingsplicht niet heeft geschonden omdat onvoldoende gebleken is van concrete functies waarvoor [appellant] in aanmerking kon komen en dat voor een billijke vergoeding in de gegeven omstandigheden geen plaats is, hoezeer de wijze waarop Zoom.in van [appellant] afscheid heeft genomen geen recht deed aan [appellant] staat van dienst. Van achterstand in de betaling van salaris was niet gebleken en voor een vergoeding van een schadevergoeding in verband met werkelijke proceskosten bestond geen grond, aldus de kantonrechter.
3.4
Tegen de afwijzing van de verzochte billijke vergoeding, van de schadevergoeding in verband met werkelijke advocaatkosten en van de verzochte veroordeling in de proceskosten komt [appellant] met zeven grieven op.
3.5
[appellant] grieven zien, samengevat weergegeven, op het volgende. De eerste twee grieven hebben betrekking op het oordeel van de kantonrechter over de bedrijfseconomische noodzaak voor het ontslag en de aard van de functie van [appellant] , de derde en vierde grief zien op het oordeel over de herplaatsingsinspanningen van Zoom.in en of een passende functie voor [appellant] bestond, de vijfde grief betreft de gestelde ernstige verwijtbaarheid van Zoom.in, de zesde grief klaagt over het afwijzen van de billijke vergoeding en de zevende grief over het afwijzen van de schadevergoeding voor de werkelijke advocaatkosten. Het hof zal de door [appellant] aan de orde gestelde geschilpunten hierna puntsgewijs behandelen.
Bedrijfseconomische noodzaak
3.6
Met zijn eerste twee grieven bestrijdt [appellant] de door de kantonrechter aangenomen aanwezigheid van een bedrijfseconomische noodzaak voor Zoom.in om tot het laten vervallen van de functie van [appellant] over te kunnen gaan. De grieven falen. [appellant] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat Zoom.in in 2015, 2016 en 2017 de in de UWV-beslissing genoemde grote verliezen heeft geleden, dat de vooruitzichten voor 2018 bij ongewijzigd beleid ook wezen op een te lijden verlies en dat ook de Dutch desk, waar [appellant] werkzaam was, in 2017 verlies had gemaakt en voor 2018 verlies dreigde te maken. Zoom.in heeft daarom in redelijkheid kunnen besluiten de Dutch desk op te heffen, waarmee ook de functie van [appellant] verviel. Met grief 2 voert [appellant] ook aan dat zijn functie, hoofdredacteur van de Dutch desk, geen unieke functie betrof. Voor zover [appellant] daarmee bedoelt te stellen dat zijn functie onderling uitwisselbaar was met de functies van hoofdredacteuren van andere landendesks, faalt deze stelling.. [appellant] heeft tegenover het UWV aangevoerd dat zijn functie een unieke en niet onderling uitwisselbare functie was. [appellant] heeft niet weersproken dat aan de functie hoofdredacteur van een desk in redelijkheid specifieke eisen kunnen worden gesteld ter zake taalvaardigheid en kennis van de cultuur van het land ten behoeve waarvan wordt gewerkt en dat Zoom.in die specifieke eisen ook stelt. Van onderling uitwisselbaarheid van de functies hoofdredacteur van een landendesk is daarmee geen sprake. Dat strookt ook met het betoog van [appellant] in eerste aanleg, waar hij de functies hoofdredacteur van een landendesk ter sprake heeft gebracht in het kader van de herplaatsingsplicht en niet in het kader van onderlinge uitwisselbaarheid.
Herplaatsingsmogelijkheden
3.7
[appellant] stelt dat Zoom.in met hem niet, of amper, heeft gesproken over herplaatsingsmogelijkheden, terwijl er allerlei herplaatsingsmogelijkheden waren. [appellant] heeft in dat kader gewezen op de functies hoofdredacteur van een landendesk, op de functies Head of Magazine, op diverse functies van VJ-coördinator en op de vacatures Accounts Receivable Administrator en Accounts Payable Administrator. Ook wijst [appellant] er op dat Zoom.in hem geen overzicht van vacatures heeft verstrekt, zoals de Ontslagregeling vereist.
3.8
Zoom.in heeft aangevoerd dat er voor de functies hoofdredacteur landendesk, Head of Magazine alsmede voor VJ-coördinatoren, in de periode van de UWV-aanvraag en de in artikel 9 en 10 van de Ontslagregeling genoemde periode daarna, geen vacatures zijn geweest, noch te verwachten waren. [appellant] heeft dit standpunt niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd, weersproken. Het hof gaat er daarom van uit dat voor deze functies in de desbetreffende periode geen vacatures (te verwachten) waren. Of er met [appellant] voldoende is gesproken over deze eventuele mogelijkheden (Zoom.in stelt dat dat zo is, maar dat aanstonds duidelijk was dat dit geen geschikte mogelijkheden voor [appellant] zou opleveren) of niet, kan daarmee in het midden blijven. Ook kan daarmee in het midden blijven of Zoom.in aan de functies hoofdredacteur landendesk dan wel VJ-coördinator voor een bepaald land de eis mocht stellen dat betrokkene native speaker in de taal van dat land was en een grondige kennis van de cultuur van dat land had, dan wel of dit een (indirect) verboden onderscheid betrof waarvoor al dan niet een objectieve rechtvaardigingsgrond bestond, zoals Zoom.in stelt maar [appellant] betwist. Zoom.in heeft aangevoerd dat [appellant] niet voldeed aan de functie-eisen die behoren bij de functies Accounts Receivable Administrator en Accounts Payable Administrator, te weten het hebben van minimaal drie jaar werkervaring op (financieel) gebied; [appellant] heeft dat niet gemotiveerd weersproken. Ook die functies waren daarmee niet passend, en hoefden niet aan [appellant] te worden aangeboden. Aldus is niet gebleken van passende functies die aan [appellant] zijn onthouden. Of Zoom.in hierbij aan het UWV niet het juiste formulier heeft verstrekt - zoals [appellant] stelt - doet daar niet aan af, omdat Zoom.in wel uitgebreid heeft betoogd dat en waarom geen herplaatsingsmogelijkheden aanwezig waren. Het hof overweegt daarbij dat een werkgever een actieve inspanningsverplichting heeft tot het trachten een werknemer te herplaatsen. Afhankelijk van de omstandigheden kan het zo zijn dat de mogelijkheden tot herplaatsing van meet af aan beperkt lijken, zoals hier bij het opheffen van activiteiten voor bepaalde landen, of op basis van het niveau van de functie. Bij Zoom.in was ten tijde van de reorganisatie sprake van een inkrimping van het personeelsbestand en het opheffen van activiteiten voor bepaalde landen, waaronder Nederland. Ook dat beperkte de herplaatsingsmogelijkheden voor [appellant] , waar bij kwam dat zijn salarisniveau veel hoger lag dan bij een aantal andere uitvoerende functies. Dat Zoom.in eventuele herplaatsingsmogelijkheden van [appellant] maar kort met hem besproken heeft – zo komt het hof voor – kan Zoom.in onder die omstandigheden niet euvel worden geduid. De derde en vierde grief falen.
Ernstige verwijtbaarheid Zoom.in
3.9
Voor zover [appellant] met grief 5 bedoelt te betogen dat Zoom.in ook los van de geldige ontslaggrond (bedrijfseconomische noodzaak, voldoen aan herplaatsingsverplichting) ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, is het hof van oordeel dat de wijze waarop Zoom.in [appellant] op 5 juli 2018 op non-actief heeft gesteld en belet heeft dat hij afscheid nam van zijn collega’s onzorgvuldig is geweest. Daartoe dient het volgende. Nadat het UWV de verzochte ontslagvergunning had verstrekt en Zoom.in de arbeidsovereenkomst met [appellant] had opgezegd, heeft Zoom.in [appellant] op non-actief gesteld. Zoom.in noemt dit een vrijstelling van werk en voert aan dat zulks gebruikelijk is, dat dit in het belang van Zoom.in was (die niet geconfronteerd wilde worden met de aanwezigheid van een teleurgestelde [appellant] die volgens Zoom.in geen werk meer had en collega’s van het werk hield) en ook in belang was van [appellant] (die zich aldus beter op het vinden van ander werk kon richten).
3.1
Naar het oordeel van het hof was er voor de op non actief stelling die, naar [appellant] onweersproken heeft gesteld uitdrukkelijk tegen zijn wens was, geen grond. Dat er voor [appellant] geen zinnige werkzaamheden meer te verrichten waren is niet gebleken en dat hij op onacceptabele wijze collega’s van het werk afhield evenmin. Gelet op het langdurige dienstverband van [appellant] (hij heeft onweersproken gesteld dat hij vanaf het begin van Zoom.in bij het bedrijf betrokken is geweest en het bedrijf aldus mede heeft opgebouwd) had hij niet zonder zijn instemming op non-actief mogen worden gesteld en hem de gelegenheid moeten worden gegeven zijn werkzaamheden voor Zoom.in af te ronden. Dat geldt te meer wat betreft de mogelijkheid tot het nemen van afscheid van zijn collega’s. In feite is [appellant] onder de dreiging van het inroepen van de hulp van de politie weggestuurd en heeft hij aldus niet op passende wijze afscheid kunnen nemen van zijn collega’s. Terecht maakt [appellant] Zoom.in van deze gang van zaken een verwijt. Dat brengt evenwel niet mee dat Zoom.in ten aanzien van het onderhavige ontslag ernstig verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van artikel 7:682 lid 1 aanhef en onder b, BW. Dat betekent dat [appellant] geen recht heeft op een billijke vergoeding. Daarmee faalt de vijfde grief en ook de zesde grief die in het verlengde daarvan ligt.
3.11
Voor het vergoeden van de door [appellant] gemaakte werkelijke kosten voor juridische bijstand bestaat gelet op het voorgaande geen rechtsgrond. Grief zeven faalt.
3.12
Nu alle grieven falen, zal de bestreden beschikking worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] in de proceskosten in hoger beroep worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot heden aan de zijde van Zoom.in gevallen, op € 741,- aan verschotten en € 2.148,- aan salaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L.D. Akkaya, A.M.A. Verscheure en G.C. Boot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2019.