In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin zijn vordering tegen de vereniging van eigenaars (VvE) werd afgewezen. De kern van het geschil betreft de weigering van de VvE om toestemming te verlenen voor de aanleg van een rookkanaal ten behoeve van een open haard in het appartement van [appellant]. De VvE stelde dat er geen rechtsgeldig besluit was genomen dat hen verplichtte om toestemming te geven voor de aanleg van de open haard. De kantonrechter oordeelde dat er geen kwalitatief recht was ontstaan op basis van eerdere vergaderingen en besluiten, en dat de VvE niet aansprakelijk was voor de schade die [appellant] had geleden door de lagere verkoopprijs van zijn appartement. In hoger beroep heeft [appellant] vier grieven ingediend, maar het hof heeft deze grieven verworpen. Het hof concludeerde dat er geen rechtsgeldig besluit van de VvE was dat hen verplichtte om toestemming te geven voor de aanleg van de open haard. Bovendien was er geen onrechtmatig handelen van de VvE vastgesteld. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en verwees [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.