ECLI:NL:GHAMS:2019:2033
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens termijnoverschrijding in een familierechtelijke zaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 14 februari 2018. De man, verzoeker in hoger beroep, had een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige zoon vastgesteld gekregen. De vrouw, verweerster in hoger beroep, stelde dat de man niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep omdat hij zijn beroepschrift na het verstrijken van de beroepstermijn had ingediend. De man betwistte dit en voerde aan dat hij niet op de hoogte was gesteld van de beschikking, omdat de rechtbank een onjuist adres had gebruikt.
Het hof heeft vastgesteld dat de man op 29 maart 2018 bekend is geworden met de bestreden beschikking, en dat hij zijn hoger beroep pas op 24 oktober 2018 heeft ingesteld. Dit was buiten de wettelijke termijn van drie maanden, zoals bepaald in artikel 806 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, en verklaarde de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer van het hof, en is openbaar uitgesproken door de voorzitter.