ECLI:NL:GHAMS:2019:1987
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, ontslagvergoeding, opsouperen vermogen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige zoon, na een echtscheiding tussen de man en de vrouw. De man, die in hoger beroep is gekomen, verzocht om de bijdrage te verlagen naar € 25,- per maand, met terugwerkende kracht tot oktober 2017. De vrouw verzocht de eerdere beschikking te bekrachtigen. De man stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, omdat hij na zijn ontslag als relatiemanager bij een bank als zelfstandig adviseur was gaan werken en daardoor een lager inkomen had. Het hof heeft de feiten van de zaak in detail bekeken, waaronder de financiële situatie van de man, zijn ontslagvergoeding en de noodzaak van zijn uitgaven. Het hof oordeelde dat de man voldoende vermogen had om zijn verplichtingen te voldoen en dat zijn keuze om als zelfstandig ondernemer te starten begrijpelijk was, maar niet leidde tot een wijziging van de bijdrage. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof concludeerde dat de man zijn bijdrage aan de kosten van de minderjarige moest blijven voldoen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van ouders na een scheiding en de noodzaak om bij te dragen aan de kosten van de opvoeding, ongeacht de persoonlijke financiële situatie.