Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een curator voor de betrokkene, die onder curatele was gesteld. De betrokkene, geboren in 1939, heeft cognitieve stoornissen en is niet in staat zijn persoonlijke zaken adequaat te behartigen. De kantonrechter had eerder [A] benoemd tot curator, maar [X], de zus van de betrokkene, verzet zich tegen deze benoeming en verzoekt om een andere curator. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 april 2019 heeft [X] haar verzoek tot instelling van bewind en mentorschap ingetrokken, waardoor alleen het subsidiaire verzoek om een andere curator aan de orde was. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene zijn voorkeur voor [A] als curator heeft uitgesproken, maar dat [X] gegronde redenen aanvoert om van deze voorkeur af te wijken. Het hof heeft echter geoordeeld dat de door [X] aangevoerde redenen niet voldoende zijn om de benoeming van [A] te betwisten. Het hof heeft geconcludeerd dat de curator de belangen van de betrokkene goed waarborgt en dat er geen gegronde redenen zijn om af te wijken van de voorkeur van de betrokkene. De beschikking van de kantonrechter is dan ook bekrachtigd.