ECLI:NL:GHAMS:2019:1983
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de verdeling van onroerend goed en financiële verplichtingen tussen ex-partners
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2019 een arrest gewezen in hoger beroep, waarin de verdeling van onroerend goed en financiële verplichtingen tussen een man en een vrouw, die in een samenleving hebben geleefd, centraal staat. De man, appellant, heeft in hoger beroep verzocht om terug te komen op een eerdere bindende eindbeslissing van de rechtbank, waarin de woning aan de vrouw was toegewezen. Het hof heeft in een tussenarrest van 18 september 2018 een deskundige benoemd om de waarde van de onroerende zaak te taxeren. De deskundige heeft op 6 december 2018 gerapporteerd dat de marktwaarde van de onroerende zaak € 690.000,- bedraagt, inclusief een garnalenpellerij, en heeft een aftrek van € 10.000,- toegepast wegens achterstallig onderhoud.
De man heeft betoogd dat de deskundige ten onrechte een lagere waarde heeft vastgesteld en dat de vrouw niet in staat is om de hypothecaire lening te verkrijgen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de man onvoldoende gronden heeft aangevoerd om van de eerdere bindende eindbeslissing terug te komen. Het hof heeft de waarde van de woning vastgesteld op € 690.000,- en bepaald dat de vrouw de helft van de overwaarde, € 177.050,-, aan de man moet betalen. Daarnaast zijn er beslissingen genomen over de verkoop van een auto, de toedeling van paarden, en de verdeling van belastingteruggaven.
Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij ieder de eigen kosten draagt, en heeft de kosten van de deskundige, die € 1.815,- bedragen, door beide partijen gezamenlijk laten dragen. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het hof heeft het vonnis van de rechtbank voor een deel vernietigd en voor het overige bekrachtigd.