De schriftelijke verklaring van [E] van 24 april 2017 luidt, voor zover van belang, als volgt:
(…) Ik ben eigenaar geweest van de in dit pand gedreven winkel van 1 januari 1982 tot 28 december 1991. Daarvoor, vanaf september 1969, was mijn vader eigenaar.
Vanaf de zomer van 1975 heb ik op regelmatige basis in de winkel geholpen. Vanaf 1992 tot maart 2000 heb ik de volledige boekhouding – inclusief jaarrekeningen – gevoerd voor de toenmalige eigenaar. Al met al ben ik 25 jaar actief bij deze winkel betrokken geweest. (…)
Ten eerste behandel ik de bijdrage van souvenirs in het totale financiële resultaat. Dit aandeel is in de jaren 1975-2000 immer groot geweest, alhoewel er een duidelijke verschuiving in het assortiment plaatsgevonden heeft. Eerst waren sigaren, pijptabak, pijpen en dergelijke het belangrijkst. Geleidelijk aan werden Delfts blauw, klederdrachtpoppen, Ajax-memorabilia, stickers en emblemen en wat dies meer zij, interessanter. Over alle jaren hebben ansichtkaarten een groot deel van de winst uitgemaakt.
Hierbij wil ik nog toelichten dat sigaren, pijptabak, pijpen en dergelijke zowel door mijn vader en mij als belangrijke souvenirs werden beschouwd. Het overgrote deel van dit assortiment werd speciaal afgestemd op toeristen; Amsterdam- en Hollandlabels, assortiment sigarenkisten, ‘special offers’, souvenir-pijpen, etc.
Wellicht noemenswaardig is, dat op basis van de op 1 oktober 1978 ingevoerde Winkelsluitingswet, in Amsterdam een regeling bestond die souvenirzaken toestond op zon- en feestdagen open te zijn. Zelf heb ik daar vanaf Koninginnedag 1979 veelvuldig gebruik van gemaakt. Vanaf eind jaren 80 was ik gedurende de zomertijd bijna alle zondagen geopend. Ik wil hieromtrent expliciet verklaren dat tegen deze zondagsopeningen op geen enkele wijze door wie dan ook, dus ook niet door controlerende instanties, bezwaar is gemaakt. Opgemerkt dient te worden dat de tegenwoordige algemene zondagsopening tijdens ‘mijn’ jaren nog niet was toegestaan; tot en met 1993 waren op zondagen altijd (vrijwel) alle andere winkels in de [naam straat] dicht.
Ten tweede speelt de bewoning van de boven de winkel gelegen woonruimte.
Zelf heb ik die ruimte, als alleenstaande, bewoond vanaf juni 1978 tot en met september 1993. Eerder, van september 1966 tot en met maart 1974 heb ik daar gewoond met mijn ouders. Vóór september 1966 werd die ruimte bewoond door mijn oudtante en oudoom en daarna, in de periode 1974-1976 door mijn grootouders. Vanaf 1993 tot en met in ieder geval begin 2000 (van daarna draag ik geen kennis) waren er diverse bewoners, die overigens geen verbintenis hadden met winkelvoerenden. Mevrouw [A] heeft mij, tezamen met haar man de heer [D] , in deze woning meerdere malen bezocht. Zij droeg ook kennis van het feit dat ik na verkoop van de winkel nog geruime tijd in de woonruimte bleef wonen. Op generlei wijze is daar bezwaar tegen gemaakt of zijn mij beperkingen opgelegd. (…)
De schriftelijke verklaring van [F] van 24 april 2017 luidt, voor zover van belang, als volgt:
Ik (…) ben op 5 juli 1965 in dienst getreden als verkoper van [X] .
Ben in de loop van de jaren doorgegroeid tot bedrijfsleider.
Ben al met al 52 jaar actief werkzaam bij deze winkel ondanks dat hij verschillende malen van eigenaar is veranderd.
Ik heb altijd Hollandse Sigaren, pijptabak + hollandse pijpen als souvenir verkocht voor 80% aan buitenlandse toeristen.
Wij hebben ook andere souvenirs verkocht klompjes molentjes in hout of zilver + kettinkjes + bedels. Delftsblauw, klederdracht poppen, Ajax spullen, stickers, emblemen, kranten, snoep ansichtkaarten etc.
Woning boven.
Vanaf 1943 tot en met 1965 heeft daar altijd de Hr. [X] met zijn gezin gewoond. Daarna de anderen eigenaren of kinderen daarvan. Dat was ook bekend bij mevrouw [A] die het huurcontract in de keuken heeft getekend in het bijzijn van haar man de heer [D] , die als beheerder optrad. (…)