ECLI:NL:GHAMS:2019:1893

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
14 juni 2019
Zaaknummer
23-000829-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van brandstof met valse kentekenplaten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal van brandstof, waarbij hij op drie verschillende data in maart 2017 benzine had getankt zonder te betalen. De verdachte had gebruik gemaakt van valse kentekenplaten om zijn identiteit te verbergen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak bepleit, stellende dat de herkenning van de verdachte op camerabeelden niet betrouwbaar was. Het hof heeft echter geoordeeld dat de camerabeelden van voldoende kwaliteit waren en dat de herkenning door de verbalisanten betrouwbaar was. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte met opzet de brandstof had weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, wat kwalificeert als diefstal. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, en heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de financiële schade die de benzinestations hebben geleden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000829-18
datum uitspraak: 28 februari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-211691-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 20 maart 2017 te Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk 36 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan BP Nieuwe Hemweg, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan de Nieuwe Hemweg, had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2017 te Amsterdam, althans in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 36 liter benzine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan BP (filiaal Nieuwe Hemweg), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2:
hij op of omstreeks 3 april 2017 te Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk 34 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan BP Nieuwe Hemweg, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan de Nieuwe Hemweg, had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 april 2017 te Amsterdam, althans in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 34 liter benzine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan BP (filiaal Nieuwe Hemweg), in elk geval een ander of anderen dan aan verdachte;
3:
hij op of omstreeks 27 maart 2017 te Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk 29 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan Shell Westpoort, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan de Galwin, had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 maart 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 29 liter benzine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Shell Westpoort, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit en heeft hiertoe het volgende aangevoerd. De verdachte heeft ontkend dat hij de persoon is die te zien is op de stills van de camerabeelden die zich in het dossier bevinden, de haardracht van de verdachte komt niet overeen met de haardracht van de persoon op de stills en de twee verbalisanten die stellen de verdachte op de stills te herkennen hebben niet of niet duidelijk genoeg gespecificeerd aan de hand van welke kenmerken zij hem herkennen; aannemelijk is dat zij zich vergissen.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
De ter terechtzitting in hoger beroep bekeken stills van de camerabeelden zijn van voldoende kwaliteit om te kunnen komen tot een herkenning van de dader. In hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht, ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan (de betrouwbaarheid van) de herkenning van de verdachte door twee verbalisanten, die beiden de verdachte ambtshalve kennen en die gerelateerd hebben niet alleen waaraan zij hem hebben herkend, maar ook dat zij de verdachte onmiddellijk en zonder twijfel hebben herkend op de hun getoonde afbeeldingen.

Vrijspraak verduistering

Het hof moet in dit geval gelet op de tenlastelegging beoordelen of het wederrechtelijk toe-eigenen van de brandstof, zoals is ten laste gelegd, het strafbare feit diefstal of verduistering oplevert. Van diefstal is sprake als de verdachte de brandstof met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegneemt, waarbij dit oogmerk reeds ten tijde van het tanken bij hem bestaat. Van verduistering is sprake als de betrokkene de brandstof anders dan door misdrijf onder zich heeft en hij zich deze vervolgens wederrechtelijk toe-eigent. Van belang is in een situatie als deze met name de intentie waarmee de verdachte heeft getankt.
Vast staat dat de verdachte op 20 maart 2017, 27 maart 2017 en 3 april 2017, met een auto met telkens een andere valse kentekenplaat, brandstof heeft getankt en vervolgens telkens zonder te betalen of daartoe zelfs maar aanstalten te maken, is weggereden. Daaruit blijkt, zoals ook door de advocaat-generaal en de raadsvrouw (indien het hof tot een bewezenverklaring zou komen) bepleit, dat de verdachte reeds voorafgaand aan het tanken de intentie had de brandstof zich toe te eigenen zonder af te rekenen. Aldus is telkens sprake van diefstal en dient de verdachte van het telkens primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair:
hij op 20 maart 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 36 liter benzine, toebehorende aan BP filiaal Nieuwe Hemweg;
2 subsidiair:
hij op 3 april 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 34 liter benzine, toebehorende aan BP filiaal Nieuwe Hemweg;
3 subsidiair:
hij op 27 maart 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 29 liter benzine, toebehorende aan Shell Westpoort.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair bewezen verklaarde levert telkens op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1, 2 en 3 telkens primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, te vervangen door vijftien uren, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder de feiten 1, 2 en 3 telkens subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, te vervangen voor 30 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft zij verzocht geen hogere straf op te leggen dan de in eerste aanleg opgelegde straf. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte in hoger beroep is gegaan omdat hij stelt zich niet schuldig te hebben gemaakt aan het tenlastegelegde en het gelet daarop in het geval van veroordeling in hoger beroep oneerlijk zou zijn hem een hogere straf op te leggen dan hem in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie maal diefstal van benzine, door te tanken zonder te betalen. Hij heeft hierbij gebruik gemaakt van valse kentekenplaten, kennelijk om de opsporing te bemoeilijken. De uitbaters van de benzinestations waar de verdachte de benzine heeft gestolen, hebben hierdoor financiële schade geleden en overlast van het gedrag van de verdachte ondervonden. De verdachte heeft ten tijde van het plegen van de strafbare feiten slechts oog gehad voor zijn eigen (financiële) positie.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R. Kuiper en mr. E.H.M. Druijf, in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 februari 2019.
mr. E.H.M. Druijf is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.