ECLI:NL:GHAMS:2019:1892

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
14 juni 2019
Zaaknummer
23-001010-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens onjuiste betekening

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was niet verschenen op de zitting in hoger beroep en had eerder op 21 maart 2017 tijdens de zitting in eerste aanleg haar woonadres opgegeven. Dit adres werd ook door haar raadsvrouw bevestigd in het appelschrift. Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor de zitting in hoger beroep niet op het juiste adres is betekend, namelijk het adres in Den Haag, waar de verdachte op dat moment niet gedetineerd was en niet ingeschreven stond in de Basisregistratie Personen. Hierdoor voldeed de betekening niet aan de vereisten van artikel 588, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft geconcludeerd dat de dagvaarding in hoger beroep nietig is, omdat deze niet op het door de verdachte opgegeven adres is betekend. De beslissing van het hof is dat de dagvaarding in hoger beroep nietig wordt verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001010-17
datum uitspraak: 31 januari 2019
NIET VERSCHENEN (raadsman niet gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15‑033989-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep

De verdachte is niet ter terechtzitting in hoger beroep verschenen. Zij heeft op de terechtzitting in eerste aanleg van 21 maart 2017 opgegeven te verblijven op het adres [adres]. Bij appelschriftuur van 29 maart 2017 heeft haar raadsvrouw namens de verdachte dit adres (zelfs) als woonadres opgegeven. Er zijn geen omstandigheden die erop wijzen dat dit adres als achterhaald moet worden beschouwd. Daarom moet dit adres voor de feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte worden gehouden. De dagvaarding voor de terechtzitting in hoger beroep is niet op het adres in Den Haag betekend. Nu de verdachte ten tijde van het uitbrengen van die dagvaarding niet was gedetineerd en zij niet was ingeschreven in de Basisregistratie Personen, vereiste het bepaalde in artikel 588, eerste lid, aanhef en onder b, sub 2º, Sv betekening op het adres in Den Haag. Daarom dient de dagvaarding in hoger beroep nietig te worden verklaard.

Beslissing

Het hof:
Verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. J.J.I. de Jong en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 januari 2019.