In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1966, was betrokken bij een verkeersongeval op 17 december 2015 in Haarlem, waarbij hij de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat er schade was toegebracht aan een ander. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte is eerder veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet, maar deze veroordelingen zijn van lange geleden en worden niet ten nadele van de verdachte meegewogen. De opgelegde straf bestaat uit een geldboete van €500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, waarvan €250,00 voorwaardelijk is met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, en heeft besloten dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.