In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 2 april 2019, is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De zaak betreft meerdere overtredingen van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, gepleegd op verschillende data en locaties. De verdachte, geboren in 1984 te [geboorteplaats], heeft zich schuldig gemaakt aan deze overtredingen in de periode van januari 2018 tot en met december 2017. De rechtbank had eerder op 11 april 2018 vonnis gewezen in de eerste aanleg, met parketnummers 96-247808-17, 96-003592-18, 96-234515-17 en 96-242693-17. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat niet bewezen is dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-234515-17 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken voor de overige bewezen verklaarde feiten. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.