ECLI:NL:GHAMS:2019:1844

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
200.244.734/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over wilsbekwaamheid en geschiktheid van afwikkelingsbewindvoerder

In deze zaak gaat het om een klacht van een appellant (klager) tegen een notaris, ingediend bij het Gerechtshof Amsterdam. De klacht betreft de wilsbekwaamheid van de ouders van klager ten tijde van het opstellen van hun testamenten en de geschiktheid van de benoemde afwikkelingsbewindvoerder, die tevens de neef van klager is. Klager stelt dat de notaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de wilsbekwaamheid van zijn ouders, die op hoge leeftijd waren en kampten met ernstige gezondheidsproblemen. Klager betoogt dat de notaris had moeten twijfelen aan de wilsbekwaamheid van zijn ouders, vooral omdat de vader in het ziekenhuis verbleef en de moeder fysieke problemen had. Klager voegt hieraan toe dat de neef van klager, die als afwikkelingsbewindvoerder was benoemd, strafrechtelijk veroordeeld was en daarom ongeschikt was voor deze rol. De notaris heeft echter betoogd dat hij de ouders in heldere bewoordingen heeft gesproken en dat zij in staat waren om hun wil te bepalen. Het hof heeft de klacht ongegrond verklaard, oordelend dat de notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht en geen reden had om aan de wilsbekwaamheid van de ouders te twijfelen. Het hof vernietigt de eerdere beslissing van de kamer en verklaart de klachtonderdelen ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.244.734/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2018/8
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 28 mei 2019
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 23 augustus 2018 een beroepschrift – met bijlagen –
bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort
's-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 20 augustus 2018 (ECLI:NL:TNORSHE:2018:12). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard
.
1.2.
Klager heeft op 7 november 2018 een brief bij het hof ingediend. Op 20
januari 2019 heeft klager een pleitnota ingediend (1 a4). Op 19 februari 2019 heeft klager een aanvulling op zijn pleitnota ingediend (eveneens 1 a4).
1.3.
De notaris heeft op 5 maart 2019 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 maart 2019. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van zijn vooraf bij het hof ingediende pleitnota en aanvulling. Het hof zal ook acht slaan op de brief van 7 november 2018. De notaris heeft ter zitting verklaard daartegen geen bezwaar te hebben.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Uit het huwelijk van [naam] (hierna: de vader) en [naam] (hierna: de moeder) zijn klager en zijn zus, [naam] (hierna: de zus) geboren.
3.2.2.
De zus is gehuwd geweest met [naam] . Uit dit huwelijk is geboren een zoon, [naam] (hierna: de neef van klager).
3.2.3.
Op 14 juni 2017 heeft de notaris met de vader en de moeder (hierna ook te noemen: de ouders) gesproken over hun op te maken testamenten.
3.2.4.
Op 21 juni 2017 heeft de notaris concepten van de testamenten aan de ouders toegestuurd.
3.2.5.
De notaris heeft beide testamenten op 24 juni 2017 gepasseerd. In die testamenten is onder andere een making gedaan aan de neef van klager als ware hij een kind van de vader en de moeder. Verder is de neef van klager in beide testamenten benoemd tot afwikkelings-bewindvoerder.
3.2.6.
De ouders zijn op enig moment gaan wonen in het centrum voor [naam centrum] te [plaats] (hierna: het zorgcentrum). De moeder is daar overleden op 8 oktober 2017. De vader is daar overleden op 24 oktober 2017.

4.Standpunt van klager

4.1.
Zoals klager ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, bestaat zijn klacht uit de volgende drie onderdelen.
i. De notaris heeft ten onrechte geen controle uitgevoerd op de wilsbekwaamheid van de vader en de moeder.
ii. De notaris heeft ten onrechte geen controle op de opleiding/ervaring/geschiktheid van de benoemde afwikkelingsbewindvoerder uitgevoerd. De neef van klager is strafrechtelijk veroordeeld wegens ‘dealen’ in harddrugs en is derhalve ongeschikt. Bovendien had hij slechts een opleiding als heftruckchauffeur, aldus klager.
iii. Er bestond geen noodzaak om een afwikkelingsbewindvoerder te benoemen.
4.2.
De kamer heeft nog een vierde en een vijfde klachtonderdeel onderscheiden (zie 3.1. van de bestreden beslissing), maar ter zitting in hoger beroep heeft klager verklaard dat het daar aangevoerde niet als zelfstandige klachtonderdelen moet worden gezien, maar als achtergrondinformatie en illustratie bij de drie klachtonderdelen.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Inhoud klacht
6.1.
Het hof zal uitgaan van de drie klachtonderdelen zoals hiervoor omschreven.
Klachtonderdeel i.
6.2.
Klager heeft aan dit klachtonderdeel in hoofdzaak het volgende ten grondslag gelegd. Ten tijde van het opstellen en passeren van de testamenten verbleef de vader in het ziekenhuis vanwege alvleesklierkanker. Eind 2015 is die diagnose bij de vader gesteld. Hij had ook hartklachten. De moeder kampte met fysieke problemen en woonde met intensieve ondersteuning vanuit de Thuiszorg nog thuis. De vader en de moeder waren beiden op hoge leeftijd (90 en 86 jaar) en stonden onder invloed van de neef van klager. Die neef was aanwezig in het ziekenhuis op het moment dat de testamenten werden ondertekend. Halverwege augustus 2017 zijn de ouders opgenomen in het zorgcentrum; de vader vanwege dementie of zwaar medicatiegebruik en de moeder vanwege de fysieke problemen en ouderdomsverschijnselen. De CIZ-indicaties voor de vader en de moeder voor het zorgcentrum waren al gesteld ten tijde van de ziekenhuisopname van de vader. De notaris had onderzoek moeten doen naar hun wilsbekwaamheid en eventueel navraag moeten doen bij het verplegend personeel. Door dit na te laten heeft de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, aldus klager.
6.3.
De notaris heeft – samengevat weergegeven – het volgende verklaard. De behandeling van het dossier is zorgvuldig geschied. De eerste bespreking met de ouders was op 14 juni 2017 in het ziekenhuis waar de vader verbleef vanwege hartklachten. Van alvleesklierkanker of een andere ziekte was de notaris niets bekend. Daarvan is hem ook destijds niets gebleken. De vader en de moeder hadden de notaris verteld dat er voor hen vermogensbewind was aangevraagd naar aanleiding van fysieke klachten. Zij kampten met ouderdomskwalen, hetgeen de notaris ook zelf heeft vastgesteld. De ouders hebben destijds in heldere bewoordingen hun beweegredenen voor het opstellen van de testamenten uitgelegd, waarbij alle omstandigheden die van belang waren, zoals het al dan niet onterven van de kinderen, vooroverlijden, plaatsvervulling en de fiscale aspecten, aan de orde zijn geweest. De vader hoopte op herstel en op een terugkeer naar huis, waar de moeder nog zelfstandig woonde. Op 21 juni 2017 heeft de notaris concepten van de testamenten verstuurd naar de vader en de moeder. In het begeleidend schrijven heeft de notaris de ouders eind juni 2017 uitgenodigd op zijn kantoor, omdat hij in de veronderstelling was dat de vader tegen die tijd zou zijn ontslagen uit het ziekenhuis. Beide testamenten zijn uiteindelijk ondertekend in het ziekenhuis, afdeling revalidatie, omdat de vader was gevallen en hij revalidatie behoefde voordat hij naar huis kon terugkeren. De vader lag toen in bed en de moeder zat op een bezoekersstoel. Ook de neef van klager was bij de aankomst van de notaris in de kamer van de vader aanwezig; hij had de moeder naar het ziekenhuis vervoerd. De notaris heeft de ouders toen – buiten aanwezigheid van de neef – opnieuw gesproken over de inhoud van de testamenten en deze uiteindelijk gepasseerd. De afschriften van de testamenten heeft de notaris onmiddellijk aan de ouders verzonden. Voor de notaris bestond geen twijfel dat de ouders hun wil konden bepalen. Zij waren helder van geest en duidelijk in hun wensen. Van beïnvloeding door de neef was geen sprake.
6.4.
Als uitgangspunt geldt dat iedereen aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, bij testament uiterste wilsbeschikkingen kan maken. Een notaris dient daaraan in beginsel zijn ministerie te verlenen en moet op verlangen van een testateur doen wat is vereist om diens uiterste wilsbeschikkingen in een testament vast te leggen. Zoals bij elke akte moet de notaris de wilsbekwaamheid van de betrokkene beoordelen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, die daarvoor een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening” van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie biedt hiervoor een handreiking.
6.5.
Uit het betoog van de notaris blijkt dat hij met voldoende zorgvuldigheid zich ervan heeft vergewist dat de ouders bekwaam waren om hun wil te bepalen ten aanzien van hun testament. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd of aannemelijk geworden die reden geven om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het relaas. Naar het oordeel van het hof is daarmee voldoende aannemelijk geworden dat de notaris in zijn gesprekken met de ouders in juni 2017 voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van de ouders en geen aanleiding had om aan die wilsbekwaamheid te twijfelen. Dat de ouders een hoge leeftijd hadden en kampten met fysieke problemen, behoefde in dit geval voor de notaris geen reden te zijn om nader onderzoek naar de wil van de ouders te doen. Ook voor het overige is niets aangevoerd dat reden voor nader onderzoek had moeten zijn. Weliswaar is door klager naar voren gebracht dat de vader leed aan alvleesklierkanker, dat hij zware medicatie slikte en aan beginnende dementie leed en dat de moeder hulp van Thuiszorg had, maar die omstandigheden (voor zover al juist wat betreft de beginnende dementie), brengen niet met zich dat de ouders hun wil niet (meer) konden bepalen en dat de notaris daarvan ten tijde van het passeren van het testament ‘signalen’ had kunnen en moeten opvangen. Overigens heeft klager ter zitting in hoger beroep zelf ook te kennen gegeven dat aan de vader niet te merken was dat hij zware medicatie slikte en daarvan in de war raakte. De betrokkenheid van de neef van klager was voor de notaris reden om bij het passeren van de testamenten de nodige zorgvuldigheid te betrachten, maar doet aan de wilsbekwaamheid van de ouders niet af. Dat de neef van klager de wil van de ouders heeft beïnvloed, is een vermoeden van klager, maar de juistheid daarvan is niet aannemelijk geworden. In elk geval is niet aannemelijk dat de ouders door enige beïnvloeding niet meer in staat zouden zijn geweest zelfstandig hun wil te bepalen. Het voorgaande betekent dat dit klachtonderdeel, zoals de kamer ook heeft geoordeeld, ongegrond is.
Klachtonderdelen ii. en iii.
6.6.
Met de kamer is het hof van oordeel dat het aan de testateur is om te beoordelen of het zinvol is een afwikkelingsbewindvoerder te benoemen en dat de notaris niet de taak heeft de noodzaak hiervan vast te stellen. Verder is het aan de testateur om te beoordelen wie geschikt is om als afwikkelingsbewindvoerder op te treden en heeft de notaris niet de taak die geschiktheid te controleren. Deze klachtonderdelen zijn eveneens ongegrond.
Conclusie
6.7.
Het voorgaande betekent dat de klachtonderdelen, zoals hiervoor onder 4.1. omschreven, ongegrond zijn. Omwille van de duidelijkheid zal het hof de beslissing van de kamer in haar geheel vernietigen en een nieuwe beslissing geven.
6.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klachtonderdelen i. tot en met iii. ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, G.C.C. Lewin en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2019 door de rolraadsheer.