Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. De klacht was ingediend door een klager die stelde dat de gerechtsdeurwaarder twee keer te laat had overbetekend, waardoor hij beperkt was in zijn mogelijkheden om de executie aan te vechten. De kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam had eerder de klacht gegrond verklaard en een geldboete van € 500,- opgelegd aan de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft in hoger beroep erkend dat de beslagen te laat zijn betekend, maar stelde dat dit geen schade voor de klager had veroorzaakt en dat de opgelegde boete buitenproportioneel was.
Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 475i Rv verplicht is om binnen acht dagen na het leggen van een derdenbeslag het beslagexploot aan de geëxecuteerde te betekenen. Het hof constateerde dat de gerechtsdeurwaarder deze termijnen had overschreden, ongeacht de argumenten van de gerechtsdeurwaarder dat er geen schade was geleden. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer en legde de gerechtsdeurwaarder een geldboete van € 500,- op, evenals een kostenveroordeling van € 3.000,- voor de behandeling van de klacht in hoger beroep. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.