In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1978, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had op 15 maart 2018 opzettelijk niet voldaan aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam om zich uit het overlastgebied Zuidoost te verwijderen. Dit bevel was gegeven op basis van de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening. De verdachte had in de afgelopen twee jaar al een veroordeling voor een gelijk misdrijf ondergaan, wat de ernst van de zaak vergrootte.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 60 uren en een gevangenisstraf van één dag geëist, terwijl de raadsvrouw om een deels voorwaardelijke taakstraf vroeg. Het hof heeft echter rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn langdurige alcoholverslaving en de zorg die hij nodig heeft.
Na afweging van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, heeft het hof besloten om de verdachte een werkstraf van 40 uren op te leggen in plaats van een gevangenisstraf. Tevens is de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met één jaar verlengd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is vrijgesproken van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd.