ECLI:NL:GHAMS:2019:1793

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
23-002638-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding gebiedsverbod met recidive en ontwikkeling ten goede

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1978, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had op 15 maart 2018 opzettelijk niet voldaan aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam om zich uit het overlastgebied Zuidoost te verwijderen. Dit bevel was gegeven op basis van de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening. De verdachte had in de afgelopen twee jaar al een veroordeling voor een gelijk misdrijf ondergaan, wat de ernst van de zaak vergrootte.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 60 uren en een gevangenisstraf van één dag geëist, terwijl de raadsvrouw om een deels voorwaardelijke taakstraf vroeg. Het hof heeft echter rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn langdurige alcoholverslaving en de zorg die hij nodig heeft.

Na afweging van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, heeft het hof besloten om de verdachte een werkstraf van 40 uren op te leggen in plaats van een gevangenisstraf. Tevens is de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met één jaar verlengd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is vrijgesproken van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002638-18
datum uitspraak: 29 mei 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-051806-18 en 13-254759-16 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 maart 2018 te 20:00 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Zuidoost, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden
(13-170578-17, OH op 4-10-2017).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 maart 2018 te 20:00 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 namens de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Zuidoost te verwijderen en zich daar gedurende drie maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag met aftrek van het voorarrest.
De raadsvrouw heeft verzocht om oplegging van een deels voorwaardelijke taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een bevel van de burgemeester genegeerd om zich niet te begeven in een overlastgebied in Amsterdam. Een dergelijk bevel is een maatregel, bedoeld ter handhaving van de openbare orde in dat gebied. Door het bevel te negeren heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan een door het bevoegd gezag genomen besluit. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 mei 2019 is hij bovendien eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten, hetgeen in zijn nadeel weegt. In beginsel rechtvaardigt dit de oplegging van een gevangenisstraf. Het hof houdt echter ook rekening met het volgende.
Uit het reclasseringsrapport van Inforsa van 19 maart 2019 blijkt dat de verdachte langdurig alcoholverslaafd is en dat abstinentie geen reële optie is. De verdachte is goed ingebed in zorg en woont sinds jaren in een beschermde woonvorm van Domus. Gezien zijn psychische en verslavings-problematiek zal hij nooit zelfstandig kunnen wonen en altijd begeleiding nodig hebben. Het delictgedrag van de verdachte is aan zijn problematiek gerelateerd. De reclassering adviseert het hof derhalve om een schuldigverklaring zonder strafoplegging te overwegen.
De persoonlijk begeleider van de verdachte, [naam], heeft in een e-mail aan de raadsvrouw van
17 mei 2019 te kennen gegeven dat de verdachte zelfstandiger is geworden en zijn eigen zaken regelt. De verdachte verblijft thans op een nieuwe locatie, te weten het kort verblijf van het [adres], waar hij maximaal drie dagen afwezig mag zijn. Bij langere afwezigheid zal de verdachte worden uitgeschreven.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat er een – zij het zeer voorzichtige – ontwikkeling ten goede gaande is en dat een gevangenisstraf van meer dan drie dagen de verdachte naar alle waarschijnlijkheid ver zal terugwerpen. Daarom zal het hof thans volstaan met oplegging van een werkstraf. Voor toepassing van het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht of voor oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf ziet het hof geen aanleiding.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 september 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw acht het hof termen aanwezig om de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar te verlengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van
22 september 2017 parketnummer 13-254759-16, met een termijn van 1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. M.M. van der Nat en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van
S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 mei 2019.
mr. M.M. van der Nat en mr. M.J. Dubelaar zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]