In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 20 oktober 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1954, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal en had een lange geschiedenis van strafbare feiten. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, maar het hof heeft dit vonnis gedeeltelijk vernietigd. Het hof heeft de straf verlaagd tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van zestig uren, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving aan alcohol en cocaïne en zijn huidige stabiliteit in de zorg. Het hof heeft de straffen gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de verdachte, om zijn huidige situatie niet in gevaar te brengen.