In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Mexico in 1983, was beschuldigd van diefstal van een blikje bier en een flesje wijn uit een AH to go winkel in Amsterdam op 31 januari 2018. De verdachte stelde dat hij geen opzet had om de goederen wederrechtelijk toe te eigenen, maar dat hij in een misverstand was verwikkeld. Hij was bezig met een telefoongesprek met zijn familie en had de goederen in zijn hand om een betere wifi-verbinding te krijgen. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte de goederen bewust aan het zicht heeft onttrokken en de winkel zonder te betalen heeft verlaten. Het hof oordeelde dat het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening bewezen was.
Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 200,00, subsidiair 4 dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals met de persoon en draagkracht van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 23, 24, 24c en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier S. den Hartog aanwezig.