ECLI:NL:GHAMS:2019:1788

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
23-002640-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan woningoverval met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was betrokken bij een woningoverval die plaatsvond op 29 juni 2015 in Aalsmeer. De overval werd gepleegd door meerdere medeverdachten, waarbij de verdachte als bestuurder van een voertuig fungeerde en de medeverdachten naar de woning bracht. Tijdens de overval werden de bewoners bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, wat leidde tot ernstige gevolgen voor de slachtoffers. Het hof oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de overval, ondanks dat hij niet direct betrokken was bij de uitvoering ervan. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 dagen en een taakstraf van 240 uren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 17 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn in de procedure was overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde werd bewezen verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002640-16
Datum uitspraak: 5 maart 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-669128-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 29 juni 2015 in de gemeente Aalsmeer, in een woning gelegen aan de [adres 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 3] en/of [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van enig goed, te weten een horloge, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- voorzien van een pistool, in ieder geval (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar de woning gelegen aan de [adres 2] is/zijn gegaan en/of
- bij deze woning heeft/hebben aangebeld en/of
- ( direct na het openen van de deur) een pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/in de richting van het lichaam van die [benadeelde 3] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- dreigend tegen die [benadeelde 3] heeft/hebben gezegd "Geld, geld, waar is de kluis?", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde 3] de trap op naar de eerste verdieping en/of de vliering heeft/hebben gedirigeerd en/of - dreigend tegen die [benadeelde 3] heeft/hebben gezegd dat hij naar de kluis moest gaan, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dreigend aan die [benadeelde 3] duidelijk heeft/hebben gemaakt dat hij de kluis moest overhandigen en/of - dreigend die [benadeelde 3] heeft/hebben gesommeerd dat hij de kluis moest openen en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 3] naar de eerste verdieping heeft/hebben gedirigeerd en/of
- kasten en/of lades in meerdere slaapkamers heeft/hebben doorzocht en/of
- dreigend tegen die [benadeelde 3] en die [benadeelde 2] heeft /hebben gezegd "Geef me jullie telefoons. We willen geen signalementen in de kranten lezen, anders komen we terug.", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of stelling;
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 29 juni 2015 in de gemeente Aalsmeer, in een woning gelegen aan de [adres 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 3] en/of [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van enig goed, te weten een horloge, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4]
- voorzien van een pistool in ieder geval (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar de woning gelegen aan de [adres 2] is/zijn gegaan en/of
- bij deze woning heeft/hebben aangebeld en/of - (direct na het openen van de deur) een pistool in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/in de richting van het lichaam van die [benadeelde 3] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of - dreigend tegen die [benadeelde 3] heeft/hebben gezegd “Geld, geld, waar is de kluis?”, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde 3] de trap op naar de eerste verdieping en/of de vliering heeft/hebben gedirigeerd en/of
- dreigend tegen die [benadeelde 3] heeft/hebben gezegd dat hij naar de kluis moest gaan, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dreigend aan die [benadeelde 3] duidelijk heeft/hebben gemaakt dat hij de kluis moest overhandigen en/of - dreigend die [benadeelde 3] heeft/hebben gesommeerd dat hij de kluis moest openen en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 3] naar de eerste verdieping heeft/hebben gedirigeerd en/of
- kasten en/of lades in meerdere slaapkamers heeft/hebben doorzocht en/of
- dreigend tegen die [benadeelde 3] en die [benadeelde 2] heeft /hebben gezegd “Geef me jullie telefoons. We willen geen signalementen in de kranten lezen, anders komen we terug.”, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of stelling,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 juni 2015 in de gemeente Aalsmeer, in ieder geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- aanwezig te zijn bij de voorbespreking van de overval met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of
- als bestuurder van een voertuig met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] naar die woning te rijden en/of
- ( vervolgens) met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in de nabijheid van die woning op die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] te wachten en/of
- met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in de nabijheid van die woning op de uitkijk te staan en/of
- als bestuurder van een voertuig na de overval met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] van de woning weg te rijden en/of de vlucht mogelijk te maken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het primair ten laste gelegde

Met de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van het subsidiair ten last gelegde

De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte eveneens dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. Niet kan worden bewezen dat de verdachte van de overval op de hoogte was en dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij die overval. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte niet aanwezig was bij een voorbespreking die eerder dan 29 juni 2015 heeft plaatsgevonden, dat de verdachte op 29 juni 2015 slechts passief aanwezig was in de auto en dat hij van het gesprek voorafgaand aan de overval in de auto niets heeft meegekregen, nu [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] dat gesprek hebben gevoerd op de achterbank van de auto terwijl de verdachte de auto bestuurde.
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 29 juni 2015 hebben de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met de personenauto van [medeverdachte 1] aan het begin van de avond de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] opgehaald in Hoofddorp en zijn zij vervolgens naar Aalsmeer gereden. De verdachte heeft de auto bestuurd. In de auto werd het plan besproken een woning te overvallen. [medeverdachte 2], die naast de verdachte op de bijrijdersstoel zat, kwam met het idee om de woning aan de [adres 2] in Aalsmeer te overvallen. Zij heeft in de auto gezegd dat zij dacht dat in die woning op zolder een kluis met een grote hoeveelheid contant geld lag. In de auto werd vervolgens besproken hoe [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in de woning naar binnen moesten gaan, dat ze rustig moesten blijven en dat bij de overval gebruik zou worden gemaakt van een pistool. Later bleek dat het ging om een alarm/startpistool.
Eenmaal aangekomen in Aalsmeer is de groep op zoek gegaan naar de woning die [medeverdachte 2] bedoelde. Toen zij daar met de personenauto aankwamen, stonden twee mannen voor de deur van de woning. In de auto werd besproken dat het op dat moment niet zou lukken de woning te overvallen. Hierop is de groep weggereden om later die avond rond 22.45 uur weer terug te komen. In de buurt van de woning heeft de verdachte de auto geparkeerd waarna [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] uit de auto zijn gestapt om de woning te overvallen. De verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben in de auto gewacht totdat zij terugkwamen. Direct na de overval zijn [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in de auto gesprongen en heeft [medeverdachte 1] tegen de verdachte gezegd dat hij weg moest rijden; moest “gassen”. De groep is vervolgens gezamenlijk teruggereden naar Hoofddorp, alwaar [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn afgezet.
Uit deze feiten en omstandigheden, in samenhang bezien, leidt het hof af dat de verdachte wist dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] die bewuste avond de woning aan de [adres 2] in Aalsmeer gingen overvallen alsmede dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de overval, waarbij zijn opzet zowel was gericht op zijn eigen bijdrage als op de overval die hij daarmee heeft ondersteund. Het hof acht hiertoe redengevend dat de verdachte voorafgaand aan de overval in de auto aanwezig was bij de intensieve voorbespreking door alle andere inzittenden, dat hij na deze voorbespreking de medeverdachten tot twee keer toe naar de te overvallen woning heeft gereden, dat hij in de nabijheid van de woning de auto heeft geparkeerd en samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de auto heeft gewacht op de terugkomst van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en dat hij uiteindelijk als bestuurder van de auto de vlucht mogelijk heeft gemaakt voor zijn medeverdachten.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op 29 juni 2015 in de gemeente Aalsmeer, in een woning gelegen aan de [adres 2], tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een horloge, toebehorende aan [benadeelde 1], welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] en [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]
- voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar de woning gelegen aan de [adres 2] zijn gegaan,
- bij deze woning hebben aangebeld,
- direct na het openen van de deur een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het lichaam van [benadeelde 3] hebben gericht en gericht gehouden,
- tegen die [benadeelde 3] hebben gezegd “Geld, geld, waar is de kluis?”,
- [benadeelde 3] de trap op naar de eerste verdieping en de vliering hebben gedirigeerd,
- tegen die [benadeelde 3] hebben gezegd dat hij naar de kluis moest gaan en
- aan [benadeelde 3] duidelijk hebben gemaakt dat hij de kluis moest overhandigen,
- [benadeelde 3] hebben gesommeerd de kluis te openen,
- vervolgens [benadeelde 3] naar de eerste verdieping hebben gedirigeerd,
- lades in slaapkamers hebben doorzocht, en
- dreigend tegen [benadeelde 3] en [benadeelde 2] hebben gezegd “Geef me jullie telefoons. We willen geen signalementen in de kranten lezen, anders komen we terug”,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 29 juni 2015 in de gemeente Aalsmeer opzettelijk behulpzaam is geweest door
- aanwezig te zijn bij de voorbespreking van de overval met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], en
- als bestuurder van een voertuig met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] naar die woning te rijden en
- vervolgens met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de nabijheid van die woning op [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] te wachten en
- als bestuurder van een voertuig na de overval met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] van de woning weg te rijden en de vlucht mogelijk te maken.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, waarvan 202 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte, alsook een schending van de redelijke termijn. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een woningoverval. Hij heeft de auto bestuurd waarmee de overvallers naar de woning zijn gebracht, in de nabije omgeving van de woning de auto geparkeerd en in de auto samen met twee mededaders gewacht totdat de overvallers terugkwamen, waarna hij tijdens de vlucht wederom de auto heeft bestuurd. Bij de overval zijn een vader en zijn zoon in hun woning met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd en is de vader, terwijl het wapen op hem werd gericht, gedwongen tot het tonen en openen van een kluis. Het is van algemene bekendheid dat een dergelijk feit vergaande gevolgen voor de slachtoffers heeft. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen en, zoals blijkt uit de slachtofferverklaring die de bewoner ter terechtzitting in eerste aanleg heeft afgelegd, is het voor hem een zeer heftige en schokkende ervaring geweest om juist daar te zijn overvallen en met een neppistool te zijn bedreigd. De slachtoffers wisten niet dat het wapen “slechts” een start/alarmpistool was. Daarnaast versterken dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid die in de samenleving bestaan.
Bij de strafoplegging slaat het hof in het bijzonder acht op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Het oriëntatiepunt voor een woningoverval met licht geweld en bedreiging is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Ten opzichte van die oriëntatiepunten is in dit geval sprake van een strafverzwarende omstandigheid, te weten het gebruik van een nepvuurwapen. Daar staat tegenover dat de verdachte geen medepleger is geweest van de woningoverval; hij was daaraan medeplichtig.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat‑generaal gevorderde straffen geen recht doen aan de ernst van het feit. Het hof acht enkel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend, en wel voor de duur van twintig maanden.
Gelet op de relatief jeugdige leeftijd van de verdachte, het gegeven dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 februari 2019 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en teneinde hem ervan te weerhouden in de toekomst vergelijkbare strafbare feiten te plegen, zal het hof een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten vier maanden, in voorwaardelijke vorm opleggen.
Redelijke termijn
Ambtshalve stelt het hof vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM in hoger beroep is geschonden. Nu de verdachte zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, gaat het hof uit van een redelijke termijn van in beginsel 24 maanden in hoger beroep. Die termijn is aangevangen op 6 juli 2016, de datum waarop namens de verdachte hoger beroep is ingesteld. Dit arrest wordt gewezen op 5 maart 2019. De procedure in hoger beroep heeft derhalve bijna 32 maanden geduurd.
Bij de mate waarin de redelijke termijn is overschreden heeft het hof acht geslagen op de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de uitvoering die is gegeven aan het verzoek van de verdediging tot het horen van de medeverdachten [medeverdachte 4], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]. Desondanks acht het hof de duur van de strafprocedure in hoger beroep onredelijk, in het bijzonder in aanmerking genomen dat na het instellen van het hoger beroep zonder aanwijsbare reden pas bijna twintig maanden later op 2 maart 2018 een regiebehandeling van de zaak heeft plaatsgevonden. Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafoplegging en zal de gevangenisstraf verminderen met drie maanden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 48, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
17 (zeventien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.F.J.M. de Werd, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 maart 2019.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.