ECLI:NL:GHAMS:2019:1787

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
23-001837-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens onjuiste betekening aan verdachte

Op 4 februari 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 mei 2017. Het hoger beroep was ingesteld door het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op dat moment zonder bekende woon- of verblijfplaats was. De zaak werd behandeld in het kader van het strafrecht, onder parketnummer 23-001837-17. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de dagvaarding voor de terechtzitting in hoger beroep niet op de juiste wijze aan de verdachte was betekend. De raadsman had eerder aangegeven dat de verdachte op een specifiek adres in België woonde, maar de dagvaarding was niet naar dat adres verzonden. Hierdoor was de dagvaarding nietig, omdat de verdachte niet op de juiste wijze was opgeroepen om te verschijnen. Het hof heeft, na het horen van de advocaat-generaal en de raadsman, besloten de dagvaarding in hoger beroep nietig te verklaren. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof op 4 februari 2019.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001837-17
Datum uitspraak: 4 februari 2019
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-689002-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die ertoe strekt dat het hof de dagvaarding van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep van 4 februari 2019 nietig verklaart en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep

De raadsman van de verdachte heeft in eerste aanleg, blijkens het proces-verbaal terechtzitting van 4 mei 2017, te kennen gegeven dat zijn cliënt op het adres [adres 1] woont.
Blijkens de betekeningsakten is de dagvaarding in hoger beroep betekend aan de volgende adressen:
  • [adres 2];
  • [adres 3];
  • [adres 4];
  • [adres 5].
Voorts is de dagvaarding uitgereikt aan de griffier van de rechtbank Amsterdam. Niet is gebleken dat de dagvaarding is toegezonden aan het door de raadsman ter terechtzitting in eerste aanleg op 4 mei 2017 opgegeven adres van de verdachte.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat het door hem op de terechtzitting in eerste aanleg genoemd adres in België de feitelijke verblijfplaats van de verdachte betreft.
Er zijn geen omstandigheden die erop wijzen dat dit adres als achterhaald moet worden beschouwd. Daarom moet dit adres voor de feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte worden gehouden.
Uit hetgeen hiervoor is vastgesteld volgt dat de dagvaarding om in hoger beroep op de terechtzitting te verschijnen niet op de bij de wet voorgeschreven wijze aan de verdachte is betekend. De dagvaarding dient op grond daarvan - nu de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen - nietig te worden verklaard.

Beslissing

Het hof:
Verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 februari 2019.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.