In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 15 mei 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1969, was aangeklaagd voor rijden onder invloed van alcohol. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. De verdachte was eerder veroordeeld voor verkeersdelicten, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de zaak. Tijdens de zitting op 6 mei 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en het vonnis van de politierechter beoordeeld. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte vrijgesproken moet worden van het primair ten laste gelegde, omdat niet voldoende duidelijk was dat hij een bevel had gekregen om mee te werken aan een ademonderzoek. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor acht maanden. Het hof heeft de straf in hoger beroep bevestigd, maar met inachtneming van de omstandigheden van de verdachte en de verkeersveiligheid. De onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid werd opgelegd met aftrek van de tijd dat het rijbewijs was ingevorderd. Het hof heeft de beslissing genomen om de verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 500,00 en 10 dagen hechtenis, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor acht maanden.